Перевод: с французского на все языки

со всех языков на французский

Со всех языков на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

oproepen

Толкование Перевод

1 évoquer

évoquer [eevokkee]

〈 werkwoord〉

1 oproepen ⇒ (zich) voor de geest halen ⇒ 〈 herinnering〉 ophalen

2 〈 geesten, zielen〉 oproepen ⇒ bezweren

3 vermelden ⇒ aanroeren

♦voorbeelden:

1 évoquer la mémoire de qn. • iemand herdenken

v

1) oproepen, (zich) voor de geest halen

2) ophalen [herinnering]

3) bezweren [geesten]

4) vermelden

Dictionnaire français-néerlandais > évoquer
2 convoquer

convoquer [kõvokkee]

〈 werkwoord〉

1 bijeenroepen ⇒ samenroepen

2 bij zich laten komen 〈 van een persoon〉 ⇒ oproepen

v

1) bijeenroepen

2) oproepen, bij zich laten komen

Dictionnaire français-néerlandais > convoquer
3 évocation

évocation [eevokkaasjõ]

〈v.〉

1 (het) voor de geest roepen ⇒ (het) wakker roepen

2 (het) oproepen ⇒ (het) bezweren 〈 van geesten〉

f

1) (het) voor de geest roepen, evocatie

2) (het) oproepen, bezweren [geesten]

Dictionnaire français-néerlandais > évocation
4 lever

lever¹ [ləvee]

〈m.〉

1 (het) opstaan

2 (het) opkomen

3 〈 muziek〉 opslag ⇒ opmaat

4 〈 landmeetkunde〉 opmeting

♦voorbeelden:

2    lever du jour • (het) aanbreken van de dag

¶    lever de rideau • kort toneelstukje vooraf

au lever du rideau • bij het opgaan van het doek

————————

lever² [ləvee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 rijzen 〈 van deeg〉

2 ontkiemen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (op)heffen ⇒ oprichten, optillen

2 opheffen ⇒ een einde maken aan, wegnemen

3 〈 landmeetkunde〉 opmaken ⇒ opmeten

4 〈 leger〉 oproepen ⇒ onder de wapenen roepen

♦voorbeelden:

1    lever un enfant • een kind uit bed halen

lever un fardeau • een last optillen

lever les glaces • de raampjes omhoogdraaien

lever les lettres • de brievenbus lichten

lever le poing • zijn vuist opheffen

lever les yeux, la tête, le visage, le nez • opkijken

2    lever une punition • een straf kwijtschelden

¶    〈 informeel〉 lever une femme • een vrouw versieren

lever des impôts • belastingen heffen

lever un lièvre • een haas opjagen

  → coeur, épaule, masque, oeil, verre

III se lever 〈 wederkerend werkwoord〉

1 opstaan ⇒ gaan staan

2 omhooggaan

3 opkomen 〈 zon, maan enz.〉

4 zich verzetten (tegen) ⇒ in opstand komen (tegen)

5 opsteken 〈 wind〉

♦voorbeelden:

3    le jour se lève • de dag breekt aan

¶    le brouillard se lève • de mist trekt op

  → pied

1. m
1) (het) opstaan

2) (het) opkomen [zon]

3) opslag, opmaat [muziek]

4) opmeting
2. v
1) rijzen [deeg]

2) ont-kiemen

3) opheffen

4) een einde maken (aan)

5) opmeten

6) oproepen
3. se lever
v

1) opstaan, gaan staan

2) omhooggaan

3) opkomen [zon, maan]

4) zich verzetten (tegen)

5) opsteken [wind]

Dictionnaire français-néerlandais > lever
5 mobiliser

mobiliser [mobbieliezee]

〈 werkwoord〉

1 mobiliseren ⇒ oproepen ⇒ 〈 figuurlijk〉 een beroep doen op

♦voorbeelden:

1 mobiliser l'attention du public • de algemene aandacht voor zich opeisen

v

mobiliseren, oproepen

Dictionnaire français-néerlandais > mobiliser
6 rappeler

rappeler [raaplee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 oproepen ⇒ terugroepen

2 weer opbellen ⇒ terugbellen, opnieuw roepen

3 herinneren ⇒ in de herinnering terugroepen

4 doen denken aan ⇒ herinneren aan, gelijken op

5 〈 techniek〉 terugbrengen ⇒ terugvoeren, terugleggen

♦voorbeelden:

1    rappeler des réservistes sous les drapeaux • reservisten mobiliseren

rappeler qn. à la vie • iemand weer tot bewustzijn laten komen; 〈 figuurlijk〉 iemand de zin van het leven teruggeven

rappeler qn. à l'ordre • iemand tot de orde roepen

3    rappelez-moi votre nom • hoe heet u alweer?

rappelez-moi au bon souvenir de • doet u de groeten aan

4    cet enfant me rappelle son grand-père • dat kind doet me denken aan zijn grootvader

5    rappeler une corde • een touw inhalen

II se rappeler 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich herinneren

♦voorbeelden:

1    se rappeler à qn., au bon souvenir de qn. • beleefde groeten doen aan iemand

1. v
1) terugroepen

2) oproepen

3) terugbellen

4) herinneren (aan)

5) terugbrengen [techniek]
2. se rappeler
v

zich herinneren

Dictionnaire français-néerlandais > rappeler
7 soulever

soulever [soelvee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 optillen ⇒ oplichten

2 opjagen ⇒ 〈 stof〉 doen opwaaien ⇒ 〈 golven〉 opzwepen

3 bezielen ⇒ aansporen

4 opruien ⇒ tot opstand aanzetten

5 (op)wekken 〈 enthousiasme, verontwaardiging〉 ⇒ oproepen

6 〈 informeel〉 afpikken ⇒ achteroverdrukken

II se soulever 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich opheffen ⇒ zich verheffen

2 in opstand komen

1. v
1) optillen

2) opjagen

3) aansporen

4) opruien

5) opwekken, oproepen

6) achteroverdrukken
2. se soulever
v

1) zich verheffen

2) in opstand komen

Dictionnaire français-néerlandais > soulever
8 appeler

appeler [aaplee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 in beroep gaan

♦voorbeelden:

1    appeler d' un jugement • tegen een vonnis in beroep gaan

¶    en appeler à • een beroep doen op

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 roepen

2 oproepen

3 opbellen

4 noemen

5 benoemen ⇒ roepen (tot), bestemmen (voor)

6 verlangen ⇒ noodzaken, met zich brengen

♦voorbeelden:

1    le devoir m'appelle • de plicht roept

appeler le médecin • de dokter laten komen

appeler qn. • iemand (aan)roepen

appeler à l'aide, au secours • om hulp roepen

appeler qn. ( au téléphone) • iemand opbellen

appeler qn. en justice • iemand voor het gerecht dagen

2    être appelé à témoigner à un procès • opgeroepen worden om bij een proces te getuigen

4    appeler son fils Jean • zijn zoon Jan noemen

appeler qn. par son prénom • iemand bij zijn voornaam noemen

appeler les choses par leur nom • het kind bij de naam noemen

5    ses qualités l'appellent à ce poste • zijn kwaliteiten maken hem geschikt voor die baan

être appelé à 〈+ onbepaalde wijs〉 • bestemd zijn (om), geroepen worden (tot), genoodzaakt zijn (om)

appeler qn. à une fonction, à un poste • iemand benoemen op een post

6    cette affaire appelle toute votre attention • die zaak vraagt al uw aandacht

elle est appelée par sa fonction à beaucoup voyager • haar functie zal met zich meebrengen dat ze veel moet reizen

une riposte en appelle une autre • het ene weerwoord lokt het andere uit

appeler l'attention de qn. sur qc. • iemands aandacht op iets vestigen

III s'appeler 〈 wederkerend werkwoord〉

1 heten ⇒ zich noemen

♦voorbeelden:

1    comment t'appelles-tu? • hoe heet je?

voilà ce qui s'appelle parler • dat is pas duidelijke taal

ou je ne m'appelle plus X, aussi sûr que je m'appelle X • zowaar als ik leef, hier sta

1. v
1) noemen

2) (op)roepen

3) opbellen

4) benoemen

5) met zich brengen

6) in beroep gaan
2. s'appeler
v

heten

Dictionnaire français-néerlandais > appeler
9 bannière

bannière [baanjer]

〈v.〉

1 vaan(del) ⇒ standaard

2 〈 informeel〉 fladderend overhemd

♦voorbeelden:

1 〈 figuurlijk〉 déployer la bannière de la liberté • oproepen tot de strijd voor de vrijheid

〈 figuurlijk〉 se ranger sous la bannière de qn. • zich achter iemands vaandel scharen

→ croix

f

1) banier, vaandel, standaard

2) fladderend overhemd

Dictionnaire français-néerlandais > bannière
10 citer

citer [sietee]

〈 werkwoord〉

1 citeren ⇒ aanhalen

2 noemen

3 〈 juridisch〉 dagvaarden ⇒ oproepen

4 〈 leger〉 eervol vermelden

♦voorbeelden:

2 citer qn. en exemple • iemand tot voorbeeld stellen

v

1) citeren, aanhalen

2) noemen

3) dagvaarden

4) eervol vermelden

Dictionnaire français-néerlandais > citer
11 rappel

rappel [raapel]

〈m.〉

1 (het) (weer) oproepen ⇒ oproep, (het) terugroepen

2 herinnering ⇒ vermaning, herhaling, aanmaning

3 nabetaling bij loonsverhoging met terugwerkende kracht

♦voorbeelden:

1    le rappel d'un banni • het laten terugkeren van een banneling

rappel de réservistes • mobilisering van reservisten

battre le rappel • verzamelen blazen; 〈 figuurlijk〉dingen, de nodige mensen optrommelen

les acteurs ont eu plusieurs rappels • de toneelspelers werden menigmaal teruggeroepen

2    rappel à l'ordre • (het) tot de orde roepen

¶    corde de rappel • dubbel touw 〈 bij alpinisme〉

descente en rappel • afdaling met een dubbel touw

m

1) terugroeping

2) oproeping [leger]

3) appel

4) aanmaning

5) herhaling

6) nabetaling bij loonsverhoging met terugwerkende kracht

Dictionnaire français-néerlandais > rappel
12 ressusciter

ressusciter [reesuusietee]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 herleven ⇒ opleven, weer tot bloei komen

2 (uit de dood) opstaan ⇒ verrijzen

3 er weer bovenop komen 〈 na een zware ziekte〉

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doen herleven ⇒ nieuw leven inblazen

2 uit de dood opwekken ⇒ in het leven terugroepen ⇒ 〈 medisch〉 reanimeren

♦voorbeelden:

1 ressusciter des souvenirs • herinneringen oproepen

v

1) herleven, opleven

2) uit de dood opstaan

3) er weer bovenop komen

4) nieuw leven inblazen

5) uit de dood opwekken

6) reanimeren

Dictionnaire français-néerlandais > ressusciter
13 réveiller

réveiller [reevejjee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 wekken ⇒ wakker maken, doen ontwaken 〈 ook figuurlijk〉

♦voorbeelden:

1    réveiller une personne évanouie • iemand die flauwgevallen is bijbrengen

réveiller des souvenirs • herinneringen oproepen

être réveillé • wakker zijn

  → chat

II se réveiller 〈 wederkerend werkwoord〉

1 wakker worden ⇒ ontwaken

2 weer opleven

1. v
wekken, wakker maken
2. se réveiller
v

1) wakker worden, ontwaken

2) weer opleven

Dictionnaire français-néerlandais > réveiller
14 culpabilisation

culpabilisation [kuulpaabieliezaasjõ]

〈v.〉

1 (het) geven, oproepen van schuldgevoel

2 schuldgevoelens

Dictionnaire français-néerlandais > culpabilisation
15 culpabiliser

culpabiliser [kuulpaabieliezee]

〈 werkwoord〉

1 schuldgevoel geven, oproepen bij

♦voorbeelden:

1 être, se sentir culpabilisé • een schuldgevoel hebben

Dictionnaire français-néerlandais > culpabiliser
16 déployer la bannière de la liberté

déployer la bannière de la liberté

oproepen tot de strijd voor de vrijheid

Dictionnaire français-néerlandais > déployer la bannière de la liberté
17 excitation

excitation [eksietaasjõ]

〈v.〉

1 opwinding ⇒ opgewondenheid

2 aansporing ⇒ opwekking, (het) aanzetten

3 〈 biologie〉 prikkeling

♦voorbeelden:

1 excitation intellectuelle • prikkeling van de geest

2 l'excitation à la lutte • het oproepen tot de strijd

excitation à la haine • aanzetting tot haat

Dictionnaire français-néerlandais > excitation
18 l'excitation à la lutte

l'excitation à la lutte

het oproepen tot de strijd

Dictionnaire français-néerlandais > l'excitation à la lutte
19 mander

mander [mãdee]

〈 werkwoord〉〈 formeel〉

1 ontbieden ⇒ oproepen

Dictionnaire français-néerlandais > mander
20 ressusciter des souvenirs

ressusciter des souvenirs

herinneringen oproepen

Dictionnaire français-néerlandais > ressusciter des souvenirs

Страницы

См. также в других словарях:

Kevin Strootman — (* 13. Februar 1990 in Ridderkerk) ist ein niederländischer Fußballspieler, der in der Saison 2011 beim Ehrendivisionär PSV aus Eindhoven unter Vertrag steht. Inhaltsverzeichnis 1 Karriere 1.1 Nationalmannschaft … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

oproepen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

oproepen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: