-
1 opmonteren
-
2 opmonteren
-
3 opmonteren
гл.общ. ободрять, ободряться, веселить -
4 opmonteren
v. brace up, smarten up, brighten, cheer -
5 веселить
vgener. opmonteren, verblijden, verheugen, vrolijk maken -
6 ободрять
vgener. oppeppen (bv.: voetbalspelers moesten elkaar even oppeppen voor de wedstrijd), opbeuren, opfleuren, opmonteren, (iem.) een hart onder de riem steken (кого-л.), (iem.) moed geven (кого-л.), aanmoedigen, aanwakkeren, bemoedigen, moed inspreken, opvrolijken, verkwikken, verstouten -
7 ободряться
vgener. opmonteren, zich vermannen -
8 opkikkeren
1 [opfleuren] se retaper♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [opmonteren] remonter♦voorbeelden: -
9 opkikkeren
1 [opfleuren] perk up♦voorbeelden:1 daar zal je van opkikkeren • it'll pick you up/do you goodII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [opmonteren] cheer/brighten/pep/perk up♦voorbeelden:
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский