-
41 egomania
n. egomania (ziekelijk bezig zijn met zichzelf, opgeblazen ego, ego complex) -
42 egomaniac
n. egomaniac (iemand die ziekelijk bezig is met zichzelf, opgeblazen ego, lijdt aan ego complex) -
43 egomaniacal
adj. van zelfzucht (iemand die lijd aan egomania, is op ziekelijke manier met zichzelf bezig, opgeblazen ego, ego complex) -
44 egomaniacally
adv. als egomaniak (degene die lijd aan egomania, op ziekelijke manier met zichzelf bezig zijn, opgeblazen ego, ego complex) -
45 flatulent
adj. winderig; lijdt aan wind in de buik; pretentieus, opgeblazen -
46 his illusions were dispelled
zijn dromen/illusies werden verdreven/opgeblazen -
47 intumescent
adj. opgezwollen, opgeblazen -
48 overinflated
adj. te opgeblazen -
49 puffed
adj. opgeblazen -
50 turgescent
adj. opgezwollen, opgeblazen -
51 tympany
n. Opgeblazenheid van de buik; opgeblazen doen -
52 was blown out of proportion
was buiten proportie (werd enorm opgeblazen)
См. также в других словарях:
Span — 1. De Spön hört den Timmermann. (Rendsburg.) 2. Die Späne fallen nicht weit vom Klotz. Böhm.: Tříska nepadne daleko ode pnĕ. (Čelakovsky, 405.) Kroat.: Iver neopada dalko od klade. (Čelakovsky, 405.) 3. Ein brennender Span zündet leicht auch den… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon