Перевод: с немецкого на нидерландский

с нидерландского на немецкий

С нидерландского на:
Немецкий
С немецкого на:
Нидерландский

ook+sterrenkunde

Толкование Перевод

1 Adler

Adler

〈m.; Adlers, Adler〉

1 arend, adelaar 〈 ook sterrenkunde〉

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Adler
2 Neptun

Neptun

〈m.; Neptuns〉

1 Neptunus 〈 ook sterrenkunde〉

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Neptun
3 Kreuz

Kreuz

〈o.; Kreuzes, Kreuze〉

1 kruis 〈 ook figuurlijk〉

2 〈 verkeer〉 klaverblad ⇒ kruising, kruispunt

3 〈 medisch〉kruis, kroep 〈 bij dieren〉 ⇒ stuit

4 〈 muziek〉 kruis

5 〈sport en spel; meervoud: Kreuz〉 klaveren ⇒ klaver-, kruisjas

♦voorbeelden:

1    〈 sterrenkunde〉 das Kreuz des Südens • het Zuiderkruis

〈 sterrenkunde〉 das Südliche Kreuz • het Zuiderkruis

〈 figuurlijk〉 ein Kreuz, drei Kreuze hinter jemandem, einer Sache machen • iemand, iets het heilig kruis (achter)nageven

〈 figuurlijk〉 sie hat ihr Kreuz mit ihm • hij is een kruis voor haar

〈 figuurlijk〉 mit jemandem über(s) Kreuz sein, stehen • met iemand overhoop liggen

über(s) Kreuz falten • kruisgewijs vouwen

〈 figuurlijk〉 zu Kreuze kriechen • met hangende pootjes komen

〈 figuurlijk〉 (in) die Kreuz und (in) die Quere • kriskras

2    das Kölner Kreuz • het klaverblad van Keulen

3    ein steifes Kreuz • een stijve rug

〈informeel; figuurlijk〉 jemandem das Kreuz aushängen • iemand een loer draaien

beinahe, fast aufs Kreuz fallen • schier achterovervallen (van verbazing)

jemanden aufs Kreuz legen • 〈 (a) informeel; figuurlijk〉 iemand bedonderen; 〈 (b) vulgair〉 iemand naaien

〈 schertsend〉 jemandem Geld aus dem Kreuz leiern • iemand geld afschooien

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Kreuz
4 umlaufen

umlaufen¹

I 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉

1 circuleren ⇒ in omloop zijn; 〈 figuurlijk vooral〉 de ronde doen

2 ronddraaien ⇒ draaien, wentelen, omlopen 〈 ook meteorologie en sterrenkunde〉

3 rondgaan ⇒ omlopen

4 〈 regionaal〉 omlopen ⇒ een omweg maken

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 omverlopen

————————

umlaufen²

〈 overgankelijk werkwoord〉

1 lopen om(heen) ⇒ 〈 sterrenkunde〉 draaien om

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > umlaufen
5 Inklination

Inklination

〈v.; Inklination, Inklinationen〉

1 inclinatie 〈 ook aardrijkskunde, wiskunde, sterrenkunde〉

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Inklination
6 Nebel

Nebel

〈m.; Nebels, Nebel〉

1 nevel, mist 〈 ook figuurlijk〉

2 〈 sterrenkunde〉(spiraal)nevel, nevelvlek

♦voorbeelden:

1 herbstliche Nebel • herfstnevels

〈 leger〉 ein künstlicher Nebel • een rookgordijn

〈 figuurlijk〉 ein leichter Nebel im Kopf • een lichte beneveling in het hoofd

ziehende Nebel • nevelslierten

〈 figuurlijk〉 sich in Nebel auflösen • in rook opgaan

in Nebel gehüllt • in nevel(en) gehuld

〈informeel; schertsend; figuurlijk〉 wegen Nebel(s) ausfallen • onverwacht niet doorgaan

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Nebel
7 Scheitelpunkt

Scheitelpunkt

〈m.〉

1 toppunt 〈 ook figuurlijk〉 hoogste punt

2 〈 sterrenkunde〉 zenit

3 〈 wiskunde〉 hoekpunt

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Scheitelpunkt

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на нидерландский

ook+sterrenkunde

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на нидерландский

ook+sterrenkunde

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: