-
1 intimider
intimider [ẽtiemiedee]〈 werkwoord〉2 intimideren ⇒ angst aanjagen, vrees inboezemen♦voorbeelden:v2) intimideren, angst aanjagen -
2 précariser
précariser [preekaarizee]1 op het spel zetten ⇒ bedreigen, onzeker maken, in gevaar brengen1 op de tocht komen te staan ⇒ bedreigd worden, onzeker worden -
3 wanken
wanken♦voorbeelden:etwas ins Wanken bringen • iets doen wankelen, aan 't wankelen brengen2 jemanden ins Wanken bringen • iemand aan 't wankelen brengen, onzeker makenins Wanken geraten • onzeker worden〈 formeel〉 nicht wanken und (nicht) weichen • standhouden, standvastig blijven -
4 unnerve
v. onzeker maken, de rust verstoren[ unnə:v] -
5 ébranler
ébranler [eebrãlee]1 〈 ook figuurlijk〉 doen schudden op zijn grondvesten ⇒ doen wankelen, onzeker maken, aan het twijfelen brengen♦voorbeelden:1 ébranler qn. à force d'arguments • iemand met een veelheid van argumenten aan het twijfelen brengen1 in beweging komen ⇒ in beweging gebracht worden, zich in beweging zetten1. v1) doen schudden, doen wankelen2) ondermijnen [gezondheid]4) schokken2. s'ébranlerv -
6 jemanden ins Wanken bringen
jemanden ins Wanken bringeniemand aan 't wankelen brengen, onzeker makenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden ins Wanken bringen
-
7 verunsichern
verunsichern -
8 unsettle
v. doen wankelen; op losse schroeven zetten; van streek maken[ unsetl]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 this kind of food always unsettles my stomach • dit soort voedsel maakt mijn maag altijd van streek -
9 balance
n. balans; evenwicht; standvastigheid; weegschaal; saldo--------v. in evenwicht brengen, opwegen tegen; sluitend maken; sluitend zijnbalance1[ bæləns]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 his fate is/hangs in the balance • zijn lot is onbeslist/onzekerbalance of trade • handelsbalansadverse balance • passieve balansstrike a balance • 〈 figuurlijk〉een compromis/het juiste evenwicht vindenbalance of profit • overwinstbalance of an account • saldo van een rekeningavailable balance • beschikbaar saldobudgetary balance • begrotingssaldobalance due • debetsaldoexternal balance • uitvoersaldopay the balance • het saldo vereffenen¶ on balance • rekening houdend met alle gegevens, alles in aanmerking genomen♦voorbeelden:balance of power • machtsevenwichtupset the balance • het evenwicht verbrekenredress the balance • het evenwicht herstellenhe put me off balance • hij bracht me uit mijn evenwicht; 〈 figuurlijk〉 hij bracht mij van mijn stuk————————balance21 schommelen ⇒ balanceren, slingeren3 in evenwicht staan/blijven ⇒ balanceren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in evenwicht brengen/houden ⇒ balanceren♦voorbeelden:3 balance the books • de boeken/het boekjaar afsluiten -
10 Kippe
См. также в других словарях:
Ei — 1. A Ei es schnell gelêt, aber nit schnell ausgebrüt. (Nassau.) 2. Aier sind airen gleich. – Gruter, III, 3. 3. Alte Eier, alte Freier, alter Gaul sind gewöhnlich faul. – Simrock, 1886; Körte, 1269. Eine Anzahl (16) Sprichwörter und… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon