-
1 deject
v. teneerslaan, ontmoedigen, droevig stemmen[ didzjekt] 〈 meestal passief〉1 terneerslaan ⇒ ontmoedigen, droevig stemmen -
2 demoralize
-
3 dishearten
v. ontmoedigen, terneerslaan[ disha:tn] 〈zelfstandig naamwoord: disheartenment〉1 ontmoedigen ⇒ terneerslaan, mismoedig maken -
4 dispirit
-
5 chill
adj. kou--------n. kilte; koelte; kippevel--------v. kou vatten; verkouden wordenchill1[ tsjil] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————chill2→ chilly chilly/————————chill3II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 daff
v. opzij geworpen, opzij gezet, naast zich neergelegd; afzeggen; talmen; verlummelen; tijd verliezen; spelen; zich dom gedragen; ontmoedigen, intimideren, bang maken1 narcis -
7 dampen
v. vochtig maken, bevochtigen, nat maken; vochtig worden; temperen, verminderen, afzwakken, afraden, afstompen; geluidsdicht maken[ dæmpən]2 temperen ⇒ doen bekoelen, ontmoedigen -
8 daunt
v. afschrik wekken, bang maken, laten schrikken[ do:nt]1 ontmoedigen ⇒ intimideren, afschrikken♦voorbeelden:1 nothing daunted • onverdroten, onvervaard -
9 demotivate
v. demotiveren, doen verminderen van opwinding of inspiratie[ die:mootivveet] -
10 deter
v. afschrikken -
11 discourage
v. afschrikken; afraden[ diskurridzj]2 weerhouden ⇒ afhouden, afbrengen♦voorbeelden:2 discourage someone from starting all over again • iemand ervan weerhouden helemaal opnieuw te beginnen -
12 drag down
drag down1 slopen ⇒ uitputten, ontmoedigen -
13 get down
get down♦voorbeelden:get down on one's knees • op zijn knieën gaan (zitten)¶ get down to something • aan iets kunnen beginnen, aan iets toekomenget down to business • ter zake komenget down to work • aan het werk gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:III 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
14 put off
uitvaren (scheepv.); uittrekken (kledingstuk); uitstellen; afzetten; afschrikken; afschepen; v, de wijs brengen; verdoven; v.d. hand doen; uitzendenput off♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 never put off till tomorrow what you can do today • laat nimmer iets tot morgen staan, wat nog voor heden kan gedaanput someone off from a plan • iemand een plan afraden4 I tried in vain to put off my tax-collector • ik trachtte tevergeefs de belastingontvanger van mij af te schudden7 put off your doubts! • laat uw twijfels varen! -
15 unnerve
v. onzeker maken, de rust verstoren[ unnə:v] -
16 dampener
n. bevochtigen, vochtig maken; temperen, ontmoedigen -
17 demoralizing
adj. demoraliseren, ontmoedigen
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский