-
81 baggeren
-
82 bouwen
♦voorbeelden:spoorwegen bouwen • construct railwayseen theorie/zijn verwachting op iets bouwen • base a theory/one's expectations on something1 [+ op] [zich verlaten op] rely on ⇒ depend/count on♦voorbeelden:1 iemand waarop je kunt bouwen • someone you can rely/depend on -
83 braken
♦voorbeelden:ze heeft de hele keuken onder gebraakt • she was sick all over the kitchen1 [walgen] loathe♦voorbeelden: -
84 brommen
1 [mompelen] mutter♦voorbeelden:2 [gevangen zitten] do time3 [op een bromfiets rijden] ride a moped♦voorbeelden: -
85 chargeren
1 [(iets) overdrijven] overdo, exaggerate (it) ⇒ lay it on thick -
86 differentiëren
1 [wiskunde] differentiate -
87 dimmen
-
88 doorreizen
♦voorbeelden:1 ze reist vandaag nog door naar A. • she is going on to A. today1 [reizend doortrekken] travel through♦voorbeelden: -
89 dunken
-
90 dweilen
-
91 flitsen
-
92 fotograferen
♦voorbeelden:1 [als hobby de fotografie beoefenen] take photographs♦voorbeelden:1 zij fotografeert goed • 〈 maakt goede foto's〉 she is a good photographer; 〈 fotogeniek〉 she photographs well -
93 geven
1 [schenken; toebrengen; toekennen; ook figuurlijk] give ⇒ 〈 geld ook〉 donate, 〈 aanreiken ook〉 hand♦voorbeelden:1 Engels/geschiedenis geven • teach English/historydat geeft een gemiddelde van 20 • you get an average of 20geef mij maar een glaasje wijn • I'll have a glass of winegeef mij maar Parijs • give me Paris (any day)kunt u me de secretaresse even geven? • would you please let me talk to the secretary?hij gaf zich de tijd niet om te eten • he didn't take time to eatje zou hem geen vijftig geven • you'd never think he was fiftykun je me het zout geven? • can/could you give/pass/hand me the salt?dat verhaal geeft te denken • that story makes you think〈 kaartspel〉 wie moet er geven? • who's deal is it?weten te geven en te nemen • know how to give and takeik zou heel wat willen geven om te weten … • I'd give a lot to know …zich helemaal aan iets geven • give oneself entirely (over) to something; throw oneself right into something 〈werk enz.〉dan geef ik er nog een autoradio bij • I'll throw in a car radio tooiets er aan geven • give something upgeef hier dat geld • give me that moneyiemand ervan langs geven • let someone have itdaar geef ik geen cent/geen barst om • I couldn't care less/couldn't give a damn about thathet is zaliger te geven dan te ontvangen • it is better to give than to receivehet was hem niet gegeven, zijn vader nog levend te zien • it was not (to be) given to him to see his father alive againgeef op! • (come on,) hand it over!de dokter geeft er wel wat voor • the doctor will have something for it¶ ik geef het je te doen • it's no picnic, it's not the easiest thing in the worldzich helemaal geven, alles geven • give it everything one's gothij gaf niet thuis • 〈 niet meewerken〉 he wouldn't play ball; 〈 niet reageren〉 he appeared not to notice/not to hear (me 〈enz.〉), he didn't bite1 [gesteld zijn op] be fond of2 [erg/hinderlijk zijn] matter♦voorbeelden:niets/geen cent om iemand/iets geven • not care a thing about someone/something2 wat geeft het? • what does it matter?, who cares?dat geeft niks • it doesn't matter a bit/at alldat geeft niet, hoor • it doesn't matter, it's all right -
94 grommen
♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
95 happen
2 [gretige beet doen] bite (into), take a bite (out of)♦voorbeelden:3 hij hapt niet/hij wou niet happen • he did/would not take the baithap toch niet zo! • don't take everything so seriously!1 [gretig eten] take a bite -
96 inspelen
♦voorbeelden:1 zich inspelen • practise, knock the ball around1 [vooruitlopen op] anticipate2 [reageren op] go along with ⇒ 〈 handig〉 capitalize on, take advantage of, 〈 begrip hebben voor〉 feel for♦voorbeelden:2 inspelen op een behoefte/rage • take advantage of a need/craze -
97 instorten
1 [met geweld (doen) instromen] pour (into)♦voorbeelden:haar hele wereld was ingestort • her whole world had collapsedde zaak staat op instorten • the business is about to collapse2 de patiënt stortte weer in • the patient had/suffered a relapseop instorten staan • be about to collapse/to have a nervous breakdown -
98 klokken
1 [werktijden laten vastleggen] clock (on/off)3 [als een klok uitstaan/vallen] flare♦voorbeelden:♦voorbeelden:met de hand geklokt • timed by hand/with a stopwatch -
99 krabbelen
1 [krabben] scratch2 [slecht schaatsenrijden] skate clumsily♦voorbeelden:1 [slordig schrijven of tekenen] scrawl -
100 liegen
♦voorbeelden:1 hij staat gewoon te liegen! • he's a downright liar!dat lieg je! • that's a lie!eens kijken hoe hij zich er nu weer uit liegt • let's see if he can lie his way out of thistegen iemand liegen • lie to someonehij loog (als)of het gedrukt stond/dat hij barstte • he lied in his teeth/till he was blue in the faceliegen tegen beter weten in • lie against one's better judg(e)mentdat is allemaal gelogen • that's a pack of lieshij loog alles aan elkaar (vast) • he was just making it all up1 [zich verloochenen] lie♦voorbeelden:¶ dat liegt er niet om • 〈 goed〉 that's really something; 〈 duidelijk〉 that's as plain as the nose on your face; 〈 onverbloemd〉 that's telling him all right
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Французский
onovergankelijk+werkwoord
Страницы