-
1 oft
1 vaak, dikwijls♦voorbeelden: -
2 als kleiner Junge war er oft krank
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > als kleiner Junge war er oft krank
-
3 beliebig oft
-
4 die Arznei ist oft schlimmer als die Krankheit
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Arznei ist oft schlimmer als die Krankheit
-
5 ich bin diesen Weg schon oft gegangen
ik heb deze weg al vaak gedaan, gelopenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > ich bin diesen Weg schon oft gegangen
-
6 jung gefreit hat oft gereut
vroeg trouwen, vroeg rouwenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jung gefreit hat oft gereut
-
7 soundso oft
-
8 unverhofft kommt oft
waar men 't minst verwacht, springt de haas uit de gracht -
9 wie oft ist 3 in 15 enthalten
wie oft ist 3 in 15 enthalten?hoeveel keer 3 is 15?Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > wie oft ist 3 in 15 enthalten
-
10 Arznei
Arznei〈v.; Arznei, Arzneien〉1 geneesmiddel, medicament♦voorbeelden:jemandem eine Arznei verordnen, verschreiben • iemand een geneesmiddel voorschrijven〈 spreekwoord〉 die Arznei ist oft schlimmer als die Krankheit • het geneesmiddel is vaak erger dan de kwaal -
11 Krankheit
Krankheit〈v.; Krankheit, Krankheiten〉♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 die Arznei ist oft schlimmer als die Krankheit • het geneesmiddel is vaak erger dan de kwaal -
12 als
5 omdat, aangezien, daar♦voorbeelden:seine Pflicht als Minister • zijn plicht als ministersich als falsch, wahr erweisen • verkeerd, waar blijken te zijndieser Spieler gilt als der beste der ganzen Mannschaft • deze speler geldt als de beste van de gehele ploegalles andere als schön • allesbehalve mooianders als • anders danein (eben) so kluger als netter Junge • een even verstandige als vriendelijke jongennichts (anderes) als • niets (anders) dan, niets behalvenichts weniger als schön • allesbehalve mooisowohl … als (auch) • zowel … als3 kaum hatte er ihn begrüßt, als seine Frau kam • nauwelijks had hij hem begroet, of zijn vrouw kwamals er in Amerika ankam, war er krank • toen hij in Amerika aankwam, was hij ziekals sie ihn sieht, (da) eilt sie zu ihm • op het moment dat, als ze hem ziet, snelt ze naar hem toe4 als ob ich das nicht gesehen hätte! • alsof ik dat niet had gezien!Sie sehen mich an, als wenn Sie mich kennten • u kijkt me aan, alsof u me kenter tat (so), als wäre, sei er glücklich • hij deed alsof hij gelukkig was5 umso mehr, als • te meer, omdatinsofern, insoweit (,) als wir etwas davon gehört haben • in zoverre, (voor) zover wij daarvan iets hebben gehoordso bald als möglich • zo vlug mogelijk -
13 beliebig
-
14 enthalten
enthalten1 bevatten, inhouden♦voorbeelden:wie oft ist 3 in 15 enthalten? • hoeveel keer 3 is 15?♦voorbeelden: -
15 freien
-
16 gehen
gehenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉5 komen, reiken♦voorbeelden:1 jemanden gehen lassen • 〈 (a) informeel〉iemand met rust laten, iemand laten (doen); (b) iemand loslatensich gehen lassen • zich laten gaanschlafen, schwimmen gehen • gaan slapen, zwemmenso gut es (eben) geht • zo goed en zo kwaad als het gaatmir ist es ebenso, genauso gegangen • (a) mij is het ook zo vergaan; (b) op mij is het ook zo overgekomen〈 informeel〉 wie gehts, wie stehts? • hoe staat het leven?an die Arbeit gehen • aan het werk gaanauf die Jagd gehen • op jacht gaandavon gehen fünf aufs, auf ein Kilo • daar gaan er vijf van in een kiloaus dem Haus gehen • het huis uit gaandas ging gegen seine Überzeugung • dat ging tegen zijn overtuiging inin die Stadt gehen • naar de stad gaan, de stad ingaanich ging in mich • ik keerde in mezelfin die Schule gehen • naar school gaanin Schwarz gehen • in het zwart (gekleed) gaansie geht ins zehnte Jahr • ze gaat haar tiende jaar inins Kino gehen • naar de bioscoop gaanmit der Zeit gehen • met zijn tijd meegaannach dem Äußeren gehen • op het uiterlijk afgaanwenn es nach mir ginge • als het aan mij lagmir geht nichts über ein Bier • er gaat mij niets boven een pilsjedas geht über meine Kräfte • dat gaat mijn krachten te bovenvon jemandem gehen • bij iemand weggaanich gehe zu meinem Onkel • ik ga naar mijn oomzur Schule gehen • naar school gaanam Stock gehen • met een stok lopener geht auf die 50 • hij loopt naar de 50in die hunderte, Hunderte gehen • in de honderden lopenin die tausende, Tausende gehen • in de duizenden lopenüber die Straße gehen • de straat, weg overstekenvor jemandem gehen • voor iemand (uit) lopen4 das Fenster geht auf die Straße, nach der Straße • het raam ziet uit op de straat, weg5 das Wasser ging ihm bis an die Knie, bis zu den Knien • het water kwam, reikte tot aan zijn knieën6 wer ist an meine Bücher gegangen? • wie heeft er aan mijn boeken gezeten?es ging nicht alles nach ihm • hij kreeg niet in alles zijn zinvor sich gehen • gebeuren, (in zijn werk) gaanwie jemand geht und steht • zoals iemand er (net) bij loopt, zomaar, spontaanII 〈overgankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:1 ich bin diesen Weg schon oft gegangen • ik heb deze weg al vaak gedaan, gelopen♦voorbeelden: -
17 reuen
reuen♦voorbeelden: -
18 soundso
soundso〈 informeel〉1 die en die ⇒ Dinges, huppeldepup♦voorbeelden:1 Herr Soundso • meneer Dinges, die en die, huppeldepup -
19 unvergleichlich
♦voorbeelden: -
20 öfter
См. также в других словарях:
Oft — Oft, öfter, am öftesten, adv. 1) Mehr als Ein Mahl, ohne den Nebenbegriff der Vielheit; mehrmahls. Ein gutes Wort richtet oft mehr aus, als ein böses. Man sagt oft ein Wort, welches man nicht so meinet. Besonders mit den Partikeln wie und so. Wie … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
oft- — UK [ɒft] US [ɔft] prefix often used with the past participle of many verbs Follow the simple and oft repeated safety rules. the oft stated view that the government had acted correctly Thesaurus: prefixeshyponym * * * oft 7 [oft … Useful english dictionary
Oft — ([o^]ft; 115), adv. [AS. oft; akin to OS. & G. oft, OHG. ofto, Sw. ofta, Dan. ofte, Icel. opt, Goth. ufta; of uncertain origin. Cf. {Often}.] Often; frequently; not rarely; many times. [Poetic] Chaucer. [1913 Webster] Oft she rejects, but never… … The Collaborative International Dictionary of English
oft — Adv std. (8. Jh.), mhd. oft(e), ahd. ofto, as. ofto, ohto Stammwort. Aus g. * ufta (mit verschiedenen Kasusformen) oft , auch in gt. ufta, anord. opt, ae. oft, afr. ofta. Herkunft unklar. Vielleicht zu ob2 und seiner Sippe als übermäßig . Vgl.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
oft — OFT, ofturi, s.n. (înv. şi reg.) Oftat, suspin; p. ext. amărăciune, regret, durere, suferinţă, deznădejde. – Din aht. Trimis de oprocopiuc, 13.09.2007. Sursa: DEX 98 OFT s. v. oftare, oftat, suspin, suspinare, suspinat. Trimis de siveco,… … Dicționar Român
oft — (adv.) O.E. oft often, frequently, from P.Gmc. *ofta frequently (Cf. O.Fris. ofta, Dan. ofte, O.H.G. ofto, Ger. oft, O.N. opt, Goth. ufta often ), of unknown origin. Archaic except in compounds (e.g. oft told), and replaced by its derivative… … Etymology dictionary
oft — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Bsp.: • Ich besuche sie oft. • Die Kinder sind in der Schule und mein Mann ist oft abwesend. • Ich spiele oft Tennis mit meinem Freund Jack … Deutsch Wörterbuch
oft — [ôft] adv. [ME < OE, akin to Ger oft, Dan ofte, Swed ofta, Goth ufta] literary var. of OFTEN: now chiefly in compounds [an oft heard expression] … English World dictionary
OFT — Office of Fair Trading (OFT) The organisation set up to police competition legislation and to protect the rights of consumers in the UK. OFT website: Related links DGFT Practical Law Dictionary. Glossary of UK, US and international legal terms … Law dictionary
oft — [ɔft US o:ft] adv literary [: Old English;] often oft repeated/quoted etc ▪ oft repeated advice … Dictionary of contemporary English
oft- — [ ɔft ] prefix often: used with the past participle of many verbs: Follow the simple and oft repeated safety rules. the oft stated view that the government was to blame … Usage of the words and phrases in modern English
