-
1 abattement
abattement [aabaatmã]〈m.〉♦voorbeelden:m1) uitputting, afmatting2) neerslachtigheid, verslagenheid3) vermindering, aftrek -
2 anéantissement
anéantissement [aanee.ãtiesmã]〈m.〉1 vernietiging ⇒ verdelging, verval2 neerslachtigheid ⇒ verslagenheid, volkomen uitputtingm1) vernietiging2) verslagenheid, neerslachtigheid -
3 assombrissement
assombrissement [aasõbriesmã]〈m.〉m -
4 dépression
dépression [deepresjõ]〈v.〉♦voorbeelden:f -
5 dessus
dessus1 [dəsuu]〈m.〉4 overwicht ⇒ overhand, (de) grootste macht♦voorbeelden:4 avoir, gagner le dessus • de overhand hebben, krijgenprendre, reprendre le dessus • zijn neerslachtigheid te boven komen, er weer bovenop komen————————dessus2 [dəsuu]〈bijwoord; ook voorzetsel〉♦voorbeelden:en dessus • boven1. m1) bovenkant2) hoge tonen (van een register) [muziek]3) overwicht, overhand2. adv, prép(er)op, aan de bovenkant -
6 mélancolie
-
7 prostration
prostration [prostraasjõ]〈v.〉f -
8 accablement
-
9 alanguissement
-
10 cafard
cafard1 [kaafaar]〈m.〉♦voorbeelden:————————cafard2 [kaafaar],cafarde [kaafaard]〈m., v.〉 -
11 effondrement
effondrement [effõdrəmã]〈m.〉1 instorting ⇒ (het) instorten, inzakking2 ineenstorting ⇒ ondergang, val, keldering3 inzinking ⇒ neerslachtigheid, verslapping♦voorbeelden: -
12 marasme
-
13 prendre, reprendre le dessus
prendre, reprendre le dessuszijn neerslachtigheid te boven komen, er weer bovenop komenDictionnaire français-néerlandais > prendre, reprendre le dessus
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский
