-
1 zuigen
1 [naar een andere plaats halen] suck♦voorbeelden:3 heb je de hal al gezogen? • have you vacuumed the hall already?1 [sabbelen] suck (on/away at)♦voorbeelden:1 aan een sigaret/een pijp zuigen • puff away on a cigarette/on a pipeop een snoepje zuigen • suck (on) a sweet1 [in zich opnemen] absorb♦voorbeelden: -
2 zitten te zuigen
zitten te zuigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zitten te zuigen
-
3 knol
1 [stengel/worteldeel] tuber2 [raap] turnip3 [gat in een sok] potato4 [paard] nag♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk〉 iemand knollen voor citroenen verkopen • sell someone a pup, make someone believe the moon is made of cream/green cheese〈 figuurlijk〉 zich geen knollen voor citroenen laten verkopen • not let someone pull the wool over one's eyes -
4 zeuren
2 [eentonig geluid voortbrengen] moan♦voorbeelden:ik zeurde net zo lang tot zij het goed vond • I nagged her into saying yeswil je niet zo aan mijn kop zeuren • stop badgering mebij iemand om iets zeuren • pester someone for somethingiemand aan het hoofd zeuren (om/over) • nag someone (to/about) -
5 kop
1 [deel van het dierlijk lichaam] head7 [afbeelding; iets met de gedaante van een kop] head8 [persoon] head9 [audio, video] head♦voorbeelden:kop dicht! • shut up!〈 figuurlijk〉 een houten kop hebben • have a hangover, have a thick headeen kale kop • a bald headzij is een kop kleiner dan hij • she's a head shorter than he iseen mooie kop met haar • a beautiful head of haireen rooie kop krijgen • go red, flushhou je kop! • shut up!, shut your trap!hij had zichzelf wel voor zijn kop kunnen slaan • he could have kicked himselfkop op! • chin/cheer up!〈 figuurlijk〉 op zijn kop krijgen • get a good scolding/telling-offje krijgt het niet al ga je op je kop staan • you're not going to get it no matter what you dozich voor de kop schieten • blow one's brains outzij kreeg een kop als vuur • she turned as red as a beetrootdat is een knappe kop • he is a smart fellowmet een kwaaie kop weglopen • leave in a huffiemand aan zijn kop zeuren • nag someonehij heeft het nu eenmaal in zijn kop • he has taken it into his headde kop van Overijssel • the north of Overijsselde kop van een spijker/hamer • the head of a nail/hammerde kop van een stoet/het peloton • the head of a procession/the platoon〈 sport〉 de kop nemen • take the lead, go into the leadop zijn kop staan • be topsy-turvy/upside downover de kop gaan/slaan • overturn, somersault〈 figuurlijk〉 over de kop gaan • go broke, foldeen kop en schotel • a cup and saucer6 grote/vette koppen • big/bold headlinesde koppen tellen • count headseen gerucht de kop indrukken • 〈 ook〉 squash/scotch a rumourde kop opsteken • surface, crop upde griep steekt weer de kop op • the flu is rearing its (ugly) head againiets op de kop (weten te) tikken • (manage to) pick something up, (manage to) get hold of something/come by somethinghet is vijf uur op de kop af • it is exactly five o'clock -
6 iemand aan het hoofd zeuren (om/over)
iemand aan het hoofd zeuren (om/over)nag someone (to/about)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand aan het hoofd zeuren (om/over)
-
7 iemand aan zijn kop zeuren
iemand aan zijn kop zeurenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand aan zijn kop zeuren
-
8 mekkeren
1 [met betrekking tot geiten/schapen] bleat2 [zaniken] keep on (at someone about something), nag -
9 sodemieteren
〈 informeel〉1 [vallen] fall♦voorbeelden:¶ sodemieter op! • fuck off!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [smijten] chuck♦voorbeelden:iemand de deur uit sodemieteren • chuck someone out
См. также в других словарях:
nag — [[t]næ̱g[/t]] nags, nagging, nagged 1) VERB (disapproval) If someone nags you, they keep asking you to do something you have not done yet or do not want to do. [V n] The more Sarah nagged her, the more stubborn Cissie became... [V n to inf] My… … English dictionary
nag — Ⅰ. nag [1] ► VERB (nagged, nagging) 1) harass (someone) constantly to do something to which they are averse. 2) be persistently worrying or painful to. ► NOUN ▪ a persistent feeling of anxiety. ORIGIN … English terms dictionary
nag — I UK [næɡ] / US verb [intransitive/transitive] Word forms nag : present tense I/you/we/they nag he/she/it nags present participle nagging past tense nagged past participle nagged 1) a) to frequently ask someone to do something that they do not… … English dictionary
nag — nag1 [næg] v past tense and past participle nagged present participle nagging [I and T] [Date: 1800 1900; Origin: Probably from a Scandinavian language] 1.) to keep asking someone to do something, or to keep complaining to someone about their… … Dictionary of contemporary English
nag — nag1 [ næg ] verb intransitive or transitive 1. ) to frequently ask someone to do something they do not want to do: Stop nagging! nag someone to do something: My mom keeps nagging me to clean up my room. a ) to frequently criticize someone, often … Usage of the words and phrases in modern English
nag — 1 verb nagged, nagging (I, T) 1 to keep complaining to someone about their behaviour or asking them to do something, in a way that is very annoying: I wish you d stop nagging! | nag sb to do sth: Nadia s been nagging me to fix the lamp. | nag sb… … Longman dictionary of contemporary English
nag — I 1. verb 1) she s constantly nagging me Syn: harass, badger, give someone a hard time, hound, harry, criticize, carp, find fault with, keep on at, grumble at, go on at; henpeck; informal hassle, get on someone s case, ride 2) … Thesaurus of popular words
nag — 1. tv. to pester someone constantly. □ Stop nagging me! □ I’ll nag him until he remembers on his own. 2. n. a worn out horse. □ I bet a week’s pay on that nag. Look what happened! □ … Dictionary of American slang and colloquial expressions
nag — nag1 verb (nags, nagging, nagged) 1》 constantly ask (someone) to do something which they are reluctant to do. 2》 [often as adjective nagging] be persistently painful or worrying to. noun 1》 a person who nags. 2》 a persistent feeling of anxiety:… … English new terms dictionary
nag — 1. noun /ˈnæɡ/ a) A small horse; a pony. b) An old useless horse. 2. verb /ˈnæɡ/ a) To repeatedly remind or complain to someone in an annoying way, often about insignificant matters … Wiktionary
nag — [næg] verb [T] 1) to annoy someone by frequently criticizing them or telling them to do something My mum keeps nagging me to tidy my room.[/ex] 2) if a doubt, worry, or fear nags you, you cannot stop thinking about it … Dictionary for writing and speaking English