-
1 to emulated
nabootsen -
2 to imitate
nabootsen -
3 model oneself on
nabootsen, nabeelden -
4 to simulate
nabootsensimuleren -
5 mimic
adj. mimisch, nabootsend; nagebootst; geveinsd, schijn, onecht--------n. na-aper--------v. nabootsen, nadoen; na-apenmimic1[ mimmik] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————mimic2〈bijvoeglijk naamwoord; mimically〉1 mimisch♦voorbeelden:————————mimic3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 echo
n. echo, herhaling van een geluid door reflectie van een geluidsgolf vanuit een vaste onderlaag; (Computers) gebruikersinput op het scherm geprint zodat de gebruiker het kan lezen; (Slang) iemand die een ander in diskrediet brengt; iemand die een ander imiteert--------v. galmen; imiteren, nabootsenecho1[ ekkoo] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: echoes〉————————echo21 weergalmen ⇒ resoneren, weerken♦voorbeelden:1 echoën ⇒ herhalen, nazeggen -
7 hit off
-
8 simulate
v. simuleren, voorwenden[ simjoeleet] 〈zelfstandig naamwoord: simulation〉1 simuleren ⇒ voorwenden, doen alsof♦voorbeelden: -
9 do voices
stemmen nabootsen -
10 to copy
afdrukkenheropnemenkopiërennabootsenovernemen
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский