-
1 musical instrument
muziekinstrument -
2 musical instrument
muziekinstrument -
3 contrabass
adj. contrabas, die lagere klank dan bas heeft (in muziek)--------n. contrabas, muziekinstrument, wiens klanken zo laag zijn als die van een bas; tweevoudige bas, muziekinstrument van de familie van de snaarinstrumenten (muziek)[ kontrəbees] 〈 muziek〉 -
4 plunk
adv. plons (in water)--------n. tokkelen (op muziekinstrument); laten vallen (sl.)--------v. tokkelen (op muziekinstrument); laten vallen op (sl.); neerploffenplunk1————————1 tokkelen ⇒ tokkelend (doen) ken, tingelen (op)♦voorbeelden:2 plunk down • neersmijten/neergooien————————〈 bijwoord〉1 met een plof/klap♦voorbeelden: -
5 sordino
n. demper van een muziekinstrument (zoals een viool), instrument dat de toon van een muziekinstrument dempt -
6 sourdine
n. rietinstrument met zachte toon als de fagot; klankdemper voor een muziekinstrument (zoals viool, instrument dat de klank van een muziekinstrument dempt; onderbreking op een orgel dat een laag gedempt geluid creëert -
7 einblasen
-
8 музыкальный инструмент
adjgener. instrument, speeltuig, muziekinstrumentRussisch-Nederlands Universal Dictionary > музыкальный инструмент
-
9 alpenhorn
-
10 banjo
-
11 barrel organ
draaiorgel, muziekinstrument waarbij door het ronddraaien van een zwendel het orgel in werking wordt gezet en een ronddraaiende cilinder met pinnen muziek voortbrengtbarrel organ -
12 bassoon
-
13 cello
n. cello (muziekinstrument) -
14 chord
n. snaar; accoord; toonsnaar (muziekinstrument, geometrie); klank; accoord; (in vliegtuigen) denkbeeldige rechte lijn die het leidende en achterste gedeelte van luchtgebied[ ko:d]♦voorbeelden:touch the right chord • de juiste toon treffen/weten te vinden 〈 iemand op de juiste manier aanpakken〉what he said struck a sympathetic chord • wat hij zei vond weerklank -
15 clavichord
-
16 cornet
n. kornet (muziekinstrument); ijscohoorn[ ko:nit] -
17 instrumentalist
n. instrumentalist, bespeler van een muziekinstrument[ instrəmentlist] -
18 kazoo
n. kazoo (muziekinstrument, speelgoed)[ kəzoe:] -
19 knock out
vloeren, knock-out slaan; met stomheid slaan; (ergens) uitslaan; verdoven; (i.h.b. sport) uitschakelen; rammelen (op muziekinstrument)knock out♦voorbeelden: -
20 mute
adj. stom, sprakeloos, zwijgend; stomme ker--------n. stom; weigeraar; gedimd geluid--------v. laten zwijgen, stil maken; dempen (van een geluid)mute1[ mjoe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————mute2〈bijvoeglijk naamwoord; muter; muteness〉1 stom2 zwijgend ⇒ stil, sprakeloos♦voorbeelden:————————mute3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Symphonetta — von vorn Symphonetta vom Spieler aus gesehen (hier zusätzlich mit sog. Brummkasten … Deutsch Wikipedia