-
1 tong
1 [orgaan; vlees] tongue2 [persoon] 〈zie voorbeelden 2〉3 [vis] sole♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 een scherpe tong hebben • have a sharp tongue, be sharp-tonguedhij had zijn tong wel kunnen afbijten • he could have bitten his tongue off/kicked himselfheb je je tong verloren/ingeslikt? • have you lost/swallowed your tongue?, has the cat got your tongue?zijn tong hing hem op de schoenen • he was dog-tired/deadbeat/fagged outde tongen kwamen los/in beweging • the tongues were loosened, tongues were waggingde wijn maakte haar tong los • the wine loosened her tonguedat streelt de tong • that is pleasing to the palatezijn tong uitsteken tegen iemand • put out one's tongue at someone〈 figuurlijk〉 over de tong gaan • be on many lips, be talked aboutrap van tong zijn • have a glib/ready tongue
Перевод: со всех языков на английский
с английского на все языки- С английского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский