-
1 toon
1 [klank] tone4 [manier waarop men zich gedraagt] tone♦voorbeelden:2 een andere toon aanslaan • sing a different/another tune, change one's tuneeen halve toon • a semitone/half stepde toon aangeven • 〈 letterlijk〉 give the key; 〈 figuurlijk〉 lead/set the tone; 〈 in mode〉 set the fashioneen toon aanslaan • 〈 figuurlijk〉 be high and mighty, adopt an arrogant toneiemand een toontje lager laten zingen • bring/take someone down a peg (or two), make someone sing another tuneop hoge toon iets eisen • demand something loftily/arrogantlyop luide toon • in a loud voice, in loud tones -
2 uit de toon vallen
uit de toon vallenbe bad style/incongruous; 〈 met betrekking tot persoon〉 be the odd man outVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > uit de toon vallen
-
3 effenheid
2 [met betrekking tot stof] plainness3 [met betrekking tot het gelaat] impassiveness -
4 treffen
treffen1〈 het〉2 [samenkomst] meeting3 [sport] [wedstrijd] encounter♦voorbeelden:————————treffen21 [raken] hit2 [ontmoeten, aantreffen] meet3 [met betrekking tot gevoelens] touch, affect4 [betreffen, aangaan] concern, affect5 [met ‘het’] [boffen] be lucky/in luck6 [met betrekking tot iets onaangenaams] hit, strike7 [tot stand brengen] make♦voorbeelden:1 het schot trof doel • the shot hit its mark/ 〈 van een bal ook〉went home/ 〈 figuurlijk〉 struck homegetroffen door de bliksem • struck by lightningde kogel trof haar in de borst • the bullet hit her in the chest5 je treft het (goed) • you're lucky/in luckhij had het slechter kunnen treffen met zijn werk • he could have fared worse/been worse off with his workde zwaar getroffen ouders • the distressed parentsgetroffen worden door • meet with 〈 ongelukken, rampen〉; be visited by 〈 ziekten, epidemieën〉; be involved in 〈 een faillissement〉voorbereidingen treffen • make preparations1 [(goed) uitkomen] turn out (well)♦voorbeelden:1 dat treft (goed) • what luck!, how fortunate! -
5 effen
-
6 snerpen
2 [met betrekking tot woorden] cut4 [schril geluid voortbrengen] squeal, shriek♦voorbeelden:1 een snerpende kou • cutting/piercing coldII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [op scherpe toon iets zeggen] snap -
7 berispen
♦voorbeelden:op berispende toon • in a reproving tone (of voice) -
8 gebiedend
1 [met betrekking tot woorden/gebaren] authoritative ⇒ commanding, 〈 geen tegenspraak duldend〉 peremptory, 〈 aanmatigend〉 imperious3 [taalkunde] imperative♦voorbeelden:gebiedend naar iets wijzen • gesture peremptorily at something3 gebiedende wijs • imperative mood, imperative -
9 inhouden
1 [bedwingen, beheersen] restrain ⇒ hold (in/back)2 [niet uitbetalen, innemen] deduct5 [ingetrokken houden] hold in♦voorbeelden:hij schreef op ingehouden toon • he wrote in a subdued tonezijn vaart inhouden • slow down2 een zeker percentage van het loon inhouden • deduct/ 〈 met betrekking tot belasting〉 withhold a certain percentage of the wageszijn beloften houden niets in • his promises are meaninglessTaal en Bedrijf, wat houdt dat eigenlijk in? • ‘Language and Business Studies’, what does that involve actually?oppassen op kleine kinderen houdt ook in dat je veel luiers verwisselt • looking after small children involves/means changing lots of nappieswat houdt dit in voor onze klanten? • what does this mean for our customers?II 〈wederkerend werkwoord; zich inhouden〉1 [zich bedwingen] control oneself♦voorbeelden:zich inhouden om niet in lachen uit te barsten • keep a straight face -
10 luchtig
3 [fris] airy♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉♦voorbeelden:iets luchtig opvatten • treat something light-heartedly, make light of somethingergens luchtig overheen lopen • skate/skim over something
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Английский