-
1 démentir
démentir [deemãtier]1 tegenspreken ⇒ weerleggen, logenstraffen♦voorbeelden:v1) tegenspreken, weerleggen2) ontkennen, loochenen -
2 défendre
défendre [deefãdr]1 verdedigen ⇒ opkomen voor, pleiten voor, behartigen2 beschermen ⇒ beveiligen, beschutten♦voorbeelden:défendre sa maison à qn. • iemand de toegang tot zijn huis ontzeggen→ corps1 zich verdedigen ⇒ zich verweren, zich verzetten♦voorbeelden:se défendre contre le sommeil • tegen de slaap vechtenne pas pouvoir se défendre de 〈+ onbepaalde wijs of zelfstandig naamwoord〉 • het niet kunnen laten te; 〈 iets〉 niet kunnen laten1. v1) verdedigen, opkomen (voor)2) beschermen3) verbieden2. se défendrev5) ontkennen -
3 désavouer
désavouer [deezaavoe.ee]〈 werkwoord〉3 afkeuren4 afvallen ⇒ in de steek laten, laten vallenv1) herroepen, intrekken2) verloochenen3) afkeuren -
4 nier
nier [nie.ee]〈 werkwoord〉2 niet erkennen ⇒ betwisten, bestrijden♦voorbeelden:v1) ontkennen2) betwisten -
5 démenti
démenti [deemãtie]〈m.〉2 tegenspraak ⇒ ontkenning, loochening♦voorbeelden:opposer un démenti à • logenstraffen, loochenen -
6 dénier
-
7 méconnaître
-
8 opposer un démenti à
opposer un démenti àlogenstraffen, loochenen
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский