-
1 cohérence
cohérence [ko.eerãs]〈v.〉1 cohesie ⇒ (innerlijke) samenhang, (logisch) verbandf(innerlijke) samenhang, (logisch) verband -
2 cohérent
-
3 enchaîner
enchaîner [ãsĵennee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (logisch) verbinden ⇒ samenvoegen, in samenhang brengen1 (logisch) verband houden ⇒ samenhangen, uit elkaar voortvloeienv2) kluisteren3) samenvoegen4) na een onderbreking doorgaan [theater] -
4 géométrique
géométrique [zĵee.ommeetriek]♦voorbeelden:adj1) meetkundig, geometrisch2) regelmatig [vorm] -
5 logique
logique [lozĵiek]♦voorbeelden:être logique avec soi-même • consequent zijnla logique • de logica1. f 2. adj -
6 lien
lien [ljẽ]〈m.〉2 band ⇒ verband, samenhang♦voorbeelden:lien logique • logisch verbandm1) band2) verband, samenhang3) verbintenis4) verbindingsstuk [techniek] -
7 lier
lier [lie.ee]1 binden ⇒ verbinden, vastbinden♦voorbeelden:lier ses idées • zijn gedachten logisch verbindenlier une sauce • een saus bindendans cette affaire tout est lié • in deze zaak houdt alles verband met elkaarêtre fou à lier • stapelgek zijnêtre lié à, avec qn. d'amitié • met iemand bevriend zijnils sont très liés • ze zijn erg met elkaar bevriendlier connaissance avec qn. • iemand leren kennenlier conversation avec qn. • met iemand een gesprek aanknopen♦voorbeelden:v1) (ver)binden, vastbinden2) aanknopen [vriendschap] -
8 logiquement
-
9 rationnel
rationnel [raasjonnel]1 rationeel ⇒ verstandelijk, verstandig♦voorbeelden:1 esprit rationnel • logisch denkend iemand, verstandsmensmécanique rationnelle • theoretische mechanicale rationnel • het rationele= rationnelle; adj1) rationeel, verstandelijk2) rationaal, meetbaar -
10 cartésien
cartésien [kaarteezjẽ],cartésienne [kaarteezjen]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉2 rationalistisch ⇒ helder, logisch♦voorbeelden: -
11 cohésion
-
12 corollaire
-
13 esprit rationnel
esprit rationnellogisch denkend iemand, verstandsmens -
14 inconséquence
inconséquence [ẽkõseekãs]〈v.〉 -
15 lien logique
lien logique -
16 lier ses idées
lier ses idées -
17 suivi
См. также в других словарях:
logisch — logisch … Deutsch Wörterbuch
logisch — Adj. (Grundstufe) der Logik entsprechend Synonym: folgerichtig Beispiel: Er kann logisch denken. Kollokation: logische Schlussfolgerung logisch Adj. (Aufbaustufe) ugs.: außer Zweifel stehend, selbstverständlich Synonym: natürlich Beispiel: Kommst … Extremes Deutsch
Logisch — Logisch, 1) den Gesetzen der Logik angemessen; 2) auf Logik sich beziehend … Pierer's Universal-Lexikon
Lōgisch — (griech.), den Gesetzen der Logik (s. d.) angemessen … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Logisch — (grch.), den Gesetzen der Logik gemäß; denkrichtig, vernünftig. Logismus, Vernunftschluß … Kleines Konversations-Lexikon
logisch — folgerichtig; stimmig; logo (umgangssprachlich); schlüssig; kohärent; konsequent; methodisch; abgeleitet; denkrichtig; durchdacht; disk … Universal-Lexikon
logisch — lo̲·gisch Adj; 1 so, dass es den Prinzipien der ↑Logik (1,2) entspricht ≈ folgerichtig ↔ unlogisch <eine Schlussfolgerung, ein Zusammenhang; logisch denken, logisch handeln> 2 meist präd, gespr; so, dass man keinen weiteren Grund dafür… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Logisch — Das Wort logisch bedeutet: Die Logik betreffend. Den Sinn betreffend, sinnhaft: zum Beispiel ein logischer Zusammenhang . Nicht physisch (im Sinne von virtuell: zum Beispiel ein Logisches Laufwerk). Umgangssprachlich: folgerichtig; aus formaler… … Deutsch Wikipedia
logisch — denkrichtig, einleuchtend, folgerichtig, konsequent, natürlich, schlüssig, systematisch; (bildungsspr.): stringent; (veraltend): folgerecht. * * * logisch:1.⇨folgerichtig–2.⇨selbstverständlich(1) logisch… … Das Wörterbuch der Synonyme
logisch — lo|gisch 〈Adj.〉 die Logik betreffend, zu ihr gehörig, auf ihr beruhend, ihr entsprechend, den Denkgesetzen gemäß, denkrichtig, folgerichtig; logisch denken, folgern können; das ist doch logisch! 〈umg.〉 einleuchtend, klar … Lexikalische Deutsches Wörterbuch
logisch — Logik »Lehre vom folgerichtigen Denken; folgerichtiges Denken«: Das Fremdwort wurde im 16. Jh. aus gleichbed. spätlat. logica entlehnt (davor finden sich schon mhd. die eingedeutschten Formen lōicā, lōic, lōike »Logik; Klugheit, Schlauheit«) … Das Herkunftswörterbuch