-
1 gauchir
gauchir [goosĵier]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 krom maken ⇒ krommen, verwringen2 verdraaien ⇒ verwringen, vervalsenv1) kromtrekken2) krom maken3) verdraaien, vervalsen -
2 gondoler
gondoler [gõdollee] -
3 gauchissement
gauchissement [goosĵiesmã]〈m.〉1 (het) krommen ⇒ kromming, verwringing3 verdraaiing ⇒ verwringing, vervalsingm2) verdraaiing, vervalsing -
4 bomber
-
5 courber
courber [koerbee]1 buigen ⇒ doorbuigen, krom worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 buigen ⇒ doorbuigen, krom maken1 zich krommen ⇒ zich ombuigen, kromtrekken♦voorbeelden: -
6 déjeter
déjeter [deezĵtee]1 krom maken ⇒ krom, scheef doen groeien, (ver)buigen1 kromgroeien ⇒ scheefgroeien, kromtrekken -
7 envoiler
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский