-
1 kniezen
хандрить; кукситься; тужить о (по); изводиться о* * *гл.общ. грустить, печалиться, скорбеть, сокрушаться, тужить -
2 zich dood kniezen
-
3 грустить
vgener. kniezen -
4 печалиться
vgener. treuren, rouwen, bejammeren, in zak en as zitten, kniezen, zich bedroeven (over-î) -
5 скорбеть
vgener. betreuren (о ком-л.), bewenen, kniezen, rouwen, treuren (о ком-л.), zich bedroeven -
6 сокрушаться
vgener. acetyleen en wee roepen, jammeren, kniezen -
7 тужить
vgener. piekeren, in zak en as zitten, kniezen -
8 убиваться
vgener. zich dood kniezen (от горя)
См. также в других словарях:
Knies — Kniesm 1.alter,festhaftenderSchmutzanMöbeln,Kleidungsstückenu.ä.⇨Kniest.Seitdem14.Jh.,niederd. 2.Zank,Streit,Unfriede.Gehtzurückaufniederl»kniezen,knyzen=zanken,murren«.Vorwiegendwestd,seitdem19.Jh … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
