-
1 argile
-
2 terre
terre [ter]〈v.〉1 aarde ⇒ aardbol, wereld2 aarde ⇒ vast aardoppervlak, vasteland, wal, vaste grond3 grond ⇒ land, bodem, veld, akker, platteland4 grond ⇒ grondbezit, landgoed, landerij5 land ⇒ landstreek, gebied6 aarde ⇒ klei, aardverf♦voorbeelden:2 terre ferme • vaste grond, vaste walaller, descendre à terre • aan wal gaancourir à terre • koers zetten naar het landenvoyer qn. à terre • iemand vloerenpénétrer dans les terres • landinwaarts gaantoucher terre • grond voelentransports par terre • vervoer over landsur terre et sur mer • te land en te zee〈 scheepvaart〉 terre! • land in zicht!chemin de terre • onverharde wegretour à la terre • terugkeer naar het plattelandsol en terre battue • lemen vloerpolitique de la terre brûlée • tactiek van de verschroeide aardeterres incultes • woeste grond, niet in cultuur gebrachte grondterre meuble • rulle, losse grondterre végétale • humus, bladaardeterres vierges • onontgonnen landmettre qn. plus bas que terre • iemand afbreken, de grond in borende pleine terre • van de koude grondmettre, porter qn. en terre • iemand begravenen pleine terre • in de volle grondse répandre par terre • over de vloer, grond stromen 〈 bloed, wijn enz.〉; zich over de vloer, grond verspreiden 〈 inhoud van doos, lade enz.〉s'asseoir par terre • op de grond gaan zittenramasser par terre • van de grond oprapensous terre, sous la terre • onder de grondvouloir rentrer sous terre • wel in de grond kunnen zinken (van schaamte)terre natale • geboortelandla terre promise • het beloofde landen terre étrangère • in den vreemdeterre glaise • leem, pottenbakkersaardeterre d'ombre • omberterre à potier • pottenbakkerskleiterre de Sienne • terrasienaterre cuite • terracottaterre réfractaire • vuurvaste klei1. f1) grond, aarde2) streek, gebied3) land4) wereld2. terresf plgrondbezit, landerijen3. interj -
3 argileux
argileux [aarzĵieleu]♦voorbeelden: -
4 glaise
-
5 fond
fond [fõ]〈m.〉3 achterste ⇒ binnenste, uiterste5 ondergrond ⇒ achtergrond, fond6 wezen ⇒ kern, grond, inhoud♦voorbeelden:trouver le fond • de bodem rakenà fond • grondig, tot op de bodemdu fond du coeur • uit de grond van zijn hart2 fond de cale • lensruimte, loosgat〈 figuurlijk〉 être à fond de cale • aan de grond zitten, platzak zijnfond d'une culotte • zitvlak van een broektoucher le fond du désespoir • de uiterste wanhoop bereikenmineur de fond • (ondergrondse) mijnwerkerrâcler les fonds de tiroir • zijn laatste centen bij elkaar harken, aansprekenau fond du coeur • diep in zijn hartau fond de • onderinelle vient du (fin) fond de la province • zij is met zeven paarden uit de klei getrokkenau fin fond de • in de verste uithoek vandans le fond de la salle • achterin de zaalfond sonore • achtergrondmuziek, -geluidenfeuilles vertes sur fond rouge • groene blaadjes op een rode achtergrondle fond et la forme • vorm en inhoudremarques sur le fond • opmerkingen over de inhoudle fond historique d'une légende • de historische kern van een legendeau fond • eigenlijk, in wezendans le fond • eigenlijk, in wezen7 faire fond sur qn., qc. • op iemand, iets steunen〈 figuurlijk〉 de fond en comble • van onder tot boven, volledigle fond du panier • het uitschotle fond du sac • het geheimsteà fond de train • in ijltempo, in vliegende vaartm1) bodem, grond2) diepte, waterhoogte3) ondergrond, fundering4) hoofdzaak, wezen, kern5) achtergrond6) uithoudingsvermogen [sport] -
6 province
province [provvẽs]〈v.〉1 provincie ⇒ gewest, streek♦voorbeelden:il arrive du fin fond de sa province • hij is uit de klei getrokkenen province • buiten de hoofdstadf1) provincie2) platteland -
7 savonneux
savonneux [saavonneu]♦voorbeelden:= savonneuse; adj -
8 argile savonneuse
argile savonneuse -
9 colombin
colombin [kollõbẽ]〈m.〉♦voorbeelden: -
10 elle vient du fond de la province
elle vient du (fin) fond de la provinceDictionnaire français-néerlandais > elle vient du fond de la province
-
11 il arrive du fin fond de sa province
il arrive du fin fond de sa provinceDictionnaire français-néerlandais > il arrive du fin fond de sa province
-
12 loess
-
13 terre argileuse
terre argileuse -
14 terre glaise
-
15 terre réfractaire
terre réfractaire -
16 tir
tir [tier]〈m.〉1 (het) schieten ⇒ (het) vuren, lancering♦voorbeelden:mettre une pièce en position de tir • een stuk geschut opstellentir lunaire • lancering van raket naar de maantir à l'arc • (het) boogschietentir à blanc • (het) schieten met losse patronentir à la cible • (het) schijfschietentir au fusil • (het) geweerschietentir au vol • (het) schieten op vogelstir au pigeon • baan waar men (klei)duiven kan schieten; soort katapult waarmee de kleiduiven omhoog worden geschoten; het schieten op kleiduivenrégler le tir • zich inschietentir forain • schiettent op kermis -
17 tir au pigeon
tir au pigeonbaan waar men (klei)duiven kan schieten; soort katapult waarmee de kleiduiven omhoog worden geschoten; het schieten op kleiduiven -
18 porte
nf. PEÛRTA (Albanais.001, Annecy.003, Ballaison, Chable, Chamonix, Chautagne, Cordon.083, Gets, Reignier, Reyvroz, Saxel.002), porta (Aussois, Chambéry.025b, Montendry, Morzine), pôrta (Bellecombe-Bauges, Billième), pourta (025a.GEX., Aix, Albertville, Arvillard, Beaufort, Chapelle-St-Mau., Doucy- Bauges, Hauteville-Sa., Montagny-Bozel, Peisey, Table, Thoiry, Thônes.004, Villards-Thônes), pourto (St-Martin-Porte), purta (Samoëns.010), pweurta (Cohennoz, Megève,), pweûrta (Chaucisse, Giettaz, Notre-Dame-Be.214, St- Nicolas-Cha.). - E.: Cadre, Chambranle, Entrée, Grand-porte, Heurtoir, Penture, Pousser, Seuil. - N.: Autrefois les portes étaient souvent faites en bois de châtaigner.A1) porte à claire-voie de jardin, de cuisine, plus ou moins grande: parshîre nf. (002,010), D. => Ouverture ; drassa nf. (Balme-Si., Leschaux), drwassa (Mésigny), dêrasha (Mieussy), R. => Chênaie ; portairon nm. (001) ; klédala nf. (003,004), R.2 gaul.Sav.cleta < claie> < ie. DFG.94-95A2) porte à claire-voie, barrière à claire-voie pour enclos: klyà nf. (Contamines- Montjoie, Houches, Sixt, Vallorcine), klèyâ (Ste-Foy), R.2 ; dareissi ()A3) barrière à claire-voie pour fermer un enclos: dèléze nf. (Finhaut), R. gaul.A2) portillon, petite porte (de jardin, de cage, de clapier, de parc à cochon..., souvent à claire-voie ou à grillage): portairon (001).A3) petite porte aménagée dans le haut d'une grande porte de grange: trapolè nm. (002), R. Trappe.A4) porte d'entrée d'une maison, porte-cochère: peûrta d' porte antrâ (083) / intrâ (001) / intrâye (002) nf., pweûrta d'intrâ (214).A5) porte de la cuisine: peûrta d'la kouznà (083).A6) portillon (fl.), petite porte pratiquée dans une grande (porte de grange ; porte de barrière de chemin de fer): portilyon nm. (003, Genève), portéla (025).A7) porte qui fait communiquer la cuisine avec l'étable: ukhwè nm. (010), R.2.A8) porte vitrée: peûrta vitrâ nf. (001).A9) porte pleine (non vitrée ni à claire-voie): peûrta plyin-na nf. (001).B1) partie extérieure d'une porte à double parois: doblon < doublons> nmpl. (002).C1) v., ouvrir et fermer une porte plusieurs fois de suite et avec bruit: portèyî vi. (002).
См. также в других словарях:
Klei — 〈m.; (e)s; unz.〉 fetter, tonreicher Boden, Marschboden; Sy Kleiboden [<nddt. klei „Lehm, Schlamm, feuchte Erde“, engl. clay <germ. *klaija; zuidg. *glei „kleben“; verwandt mit kleben] * * * Klei, der; [e]s [mniederd., asächs. klei, zu einem … Universal-Lexikon
Klei — Sm zäher Ton per. Wortschatz reg. (16. Jh.) Stammwort. Übernommen aus dem Niederdeutschen: mndd. klei, mndl. cleie Ton, Lehm , wie ae. clǣg aus wg. * klaija m. Lehm, Ton zu der Wurzel * klei , die auch kleiben und kleben zugrundeliegt. Diese… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Klei — Klei: Der im Wesentlichen nordd. Ausdruck für »fette, zähe Tonerde, schwerer Lehmboden« geht auf mnd., asächs. klei zurück, dem engl. clay »Ton, Lehm« entspricht. Der Klei fand in früheren Zeiten hauptsächlich im Hausbau Verwendung, zum Bewerfen… … Das Herkunftswörterbuch
Klei — Klei, 1) so v.w. Schlamm, Koth; 2) so v.w. Thon, Letten, Lehm od. jede fette, zähe Erdart; daher Kleibank, eine am Ufer hervorragende Lage Kleierde; Kleideich, ein Deich, welcher von Kleierde erbaut u. daher sehr fest ist; Kleisoden, fette… … Pierer's Universal-Lexikon
Klei — (Klai, Klay), Schlamm, Kot; Ton oder jede fette, zähe Erdart (Kleierde, Kleiboden, s. Boden, S. 119) … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Klei — Klei, fetter, schlammiger Erdboden … Kleines Konversations-Lexikon
Klei — Klei, der; [e]s (landschaftlich für fetter, zäher Boden) … Die deutsche Rechtschreibung
klei- — To lean. Oldest form *k̑lei , becoming *klei in centum languages. Derivatives include decline, lid, climax, climate, and ladder. I. Full grade form *klei . 1. Suffixed form *klei n … Universalium
Klei — Als Klei oder Kleiboden werden in Norddeutschland stark bindige Böden bezeichnet, die in erster Linie in den Marschen vorliegen. Das Wort leitet sich von kleben ab und gab unter anderem dem Bodentyp der Kleimarsch seinen Namen. An der Küste ist… … Deutsch Wikipedia
Klei Entertainment — Inc. Тип Частная компания Год основания Июль 2005 Расположение … Википедия
Klei khan Y Dam San — (klei khan: epic, Y: middle name of Ede people for male, literally: The Great Epic of Sir Dam San) is a famous seven chapter epic of the Ede people of Vietnam s Central Highlands. It is about the heroic chieftain Dam San. ContentAs of Chuê nuê… … Wikipedia