-
41 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
42 nod
n. knik; knikkebol--------v. knikken, knikkebollennod1[ nod] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 on the nod • op de pof, op krediet; zonder discussie/formele stemming〈 spreekwoord〉 a nod is as good as a wink (to a blind horse) • een goed verstaander heeft maar een half woord nodig————————nod2〈 nodded〉3 suffen ⇒ niet opletten, een fout maken♦voorbeelden:1 have a nodding acquaintance with someone/something • iemand/iets oppervlakkig kennenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 door knikken/wenken te kennen geven 〈 goedkeuring, groet, toestemming〉♦voorbeelden:nod someone out • iemand beduiden/wenken weg te gaan -
43 shame
n. schaamte; schande--------v. schamen; schaamte voelen; beschaamd maken; te schande makenshame1[ sjeem]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉2 zonde♦voorbeelden:¶ what a shame! • het is een schande!; wat jammer!2 schande ⇒ smaad, vernedering♦voorbeelden:have no shame • geen schaamte kennendon't you feel shame at having told lies? • schaam je je niet dat je leugens verteld hebt?for shame • uit schaamtebe past shame • geen schaamte meer kennenbe dead/lost to shame • alle schaamte verloren hebbencry shame on someone • schande van iemand sprekento my shame • tot mijn (grote) schande〈 tegen spreker〉 shame! • schandalig!, hoe durft u!shame on you! • schaam je!, je moest je schamen!————————shame2〈 werkwoord〉1 beschamen ⇒ beschaamd doen staan/maken♦voorbeelden:she shamed him out of copying his homework • ze maakte hem zo beschaamd, dat hij het huiswerk niet meer durfde overschrijven -
44 know by name
van naam kennen,oppervlakkig kennen -
45 know pat
iets perfekt kunnen dromen, iets perfekt kennen; iets op zijn duimpje kennen -
46 ignorant
adjective1) (lacking knowledge) unwissend; ungebildet3) (uninformed)be ignorant of something — über etwas (Akk.) nicht informiert sein
remain ignorant of something — über etwas (Akk.) nie etwas erfahren
be ignorant in or of mathematics — mangelnde Kenntnisse in Mathematik haben
* * *['iɡnərənt]1) (knowing very little: He's really very ignorant - he ought to read more; I'm ignorant about money matters.) ungebildet•- academic.ru/36744/ignorantly">ignorantly- ignorance* * *ig·no·rant[ˈɪgnərənt]adj unwissend, ungebildet* * *['Ignərənt]adj1) (= generally uneducated) unwissend, ungebildet, ignorant; (of particular subject) unwissend; (of plan, requirements etc) nicht informiert (of über +acc)to be ignorant of the facts — die Tatsachen nicht kennen
I am not exactly ignorant of what has been going on — es ist nicht so, als wüsste ich nicht, was los ist
they are ignorant of or about what happened — sie wissen nicht, was geschehen ist
2) (= ill-mannered) unhöflich, ungeschliffen, ungehobeltyou ignorant fool — du ungehobelter Patron
* * *ignorant adj1. unkundig (of gen):be ignorant of sth etwas nicht wissen oder kennen, nichts wissen von etwas;I’m rather ignorant about cars ich verstehe nicht viel von Autos;be ignorant of the law rechtsunkundig sein;he is not ignorant of what happened er weiß sehr wohl, was geschehen ist2. peja) ignorant, beschränktb) ungebildet3. von Unwissen zeugend (Bemerkung etc)4. unwissentlich (Sünde etc)* * *adjective1) (lacking knowledge) unwissend; ungebildet2) (behaving in uncouth manner) unkultiviert (abwertend)3) (uninformed)be ignorant of something — über etwas (Akk.) nicht informiert sein
remain ignorant of something — über etwas (Akk.) nie etwas erfahren
be ignorant in or of mathematics — mangelnde Kenntnisse in Mathematik haben
* * *adj.dumm adj.unwissend adj. -
47 inside
1. noun1) (internal side) Innenseite, dieto/from the inside — nach/von innen
lock the door from the inside — die Tür von innen abschließen
2) (inner part) Innere, das4)the wind blew her umbrella inside out — der Wind hat ihren Regenschirm umgestülpt
2. adjectiveturn a jacket inside out — eine Jacke nach links wenden
inner...; Innen[wand, -ansicht, -durchmesser]; (fig.) internbe on an inside page — im Inneren [der Zeitung] stehen
inside information — interne Informationen
inside pocket — Innentasche, die
3. adverbinside lane — Innenspur, die
go inside — [ins Haus] hineingehen
2) (sl.): (in prison)4. prepositionput somebody inside — jemanden einlochen (salopp)
sit/get inside the house — im Haus sitzen/ins Haus hineinkommen
inside an hour — innerhalb [von] einer Stunde
* * *1. noun1) (the inner side, or the part or space within: The inside of this apple is quite rotten.) das Innere2. adjective(being on or in the inside: the inside pages of the newspaper; The inside traffic lane is the one nearest to the kerb.) inner3. adverb1) (to, in, or on, the inside: The door was open and he went inside; She shut the door but left her key inside by mistake.) innen2) (in a house or building: You should stay inside in such bad weather.) innen4. preposition1) ((sometimes (especially American) with of) within; to or on the inside of: She is inside the house; He went inside the shop.) im Innern2) ((sometimes with of) in less than, or within, a certain time: He finished the work inside (of) two days.) innerhalb•- academic.ru/103632/inside_out">inside out* * *in·side[ˌɪnˈsaɪd]I. nshall I clean the \inside of the car? soll ich das Auto innen putzen?from/to the \inside von/nach innenon the \inside innensomeone on the \inside ein Insider m/eine Insiderin5. (mind)▪ on the \inside innerlichwho knows what she was feeling on the \inside wer weiß, wie es in ihr aussahto have the \inside on sth vertrauliche Information[en] [o Insiderinformation[en]] über etw akk haben1. (in interior) innendeep \inside tief im InnerenIII. adj attr, inv1. (inner) Innen-, innere(r, s)the \inside front/back cover die vordere/hintere Innenseite des Umschlags2. (indoor) Innen-\inside toilets Innentoiletten plIV. prep1.2. (less than)he finished it \inside two hours er war in weniger als zwei Stunden damit fertigto be \inside the record unter der Rekordzeit liegenshe felt a stirring \inside her etwas regte sich in ihr* * *['In'saɪd]1. n2)the wind blew the umbrella inside out — der Wind hat den Schirm umgestülpt
your sweater's inside out — du hast deinen Pullover links or verkehrt herum an
to turn sth inside out — etw umdrehen; (fig) flat etc etw auf den Kopf stellen
to know sth inside out —
he felt the excitement grip his insides — er spürte, wie die Aufregung ihn im Innersten packte
2. adjInnen-, innere(r, s)it looks like an inside job (crime) — es sieht nach dem Werk von Insidern aus (inf)
inside seat — Platz m an der Wand/am Fenster, Fensterplatz m
inside left — Halblinke(r) mf
3. advinnen; (= indoors) drin(nen); (direction) nach innen, hereinthere is something/nothing inside — es ist etwas/nichts (innen) drin
4. prep (esp US also inside of)don't let him come inside the house — lassen Sie ihn nicht ins Haus (herein)
2) (time) innerhalbhe's well inside the record time — er liegt noch gut unter der Rekordzeit
he was 5 seconds inside the record — er ist 5 Sekunden unter dem Rekord geblieben
* * *inside [ˌınˈsaıd; ˈınsaıd]A s1. Innenseite f, -fläche f, innere Seite:on the inside innen ( → A 2);2. (das) Innere:from the inside von innen;inside out das Innere oder die Innenseite nach außen (gekehrt), verkehrt, umgestülpt;he was wearing his pullover inside out er hatte seinen Pullover links an;a) etwas umdrehen oder umstülpen,know sth inside out etwas in- und auswendig kennen;on the inside eingeweiht ( → A 1);sb on the inside ein Insider, ein Eingeweihter3. Häuserseite f (eines Radwegs etc)look into the inside of sth etwas gründlich untersuchen5. meist pl umg Eingeweide pl, besonders Magen m, Bauch m:a pain in one’s insides Bauchschmerzen pl6. Mitte f:the inside of a week die Wochenmitteon über akk)B adj [ meist ˈınsaıd]1. im Innern (befindlich), inner(er, e, es), Innen…, inwendig:inside diameter Innendurchmesser m, lichte Weite;in the inside lane auf der Innenbahn;push sth onto the inside pages etwas von den Titelseiten verdrängen;inside pocket Innentasche f;inside ski Innenski m;a) Radsport, Eisschnelllauf: Innenbahn f,b) fig US Vorteil m, günstige (Ausgangs)Position;have the inside track on sb jemandem gegenüber im Vorteil sein2. im Hause beschäftigt3. im Hause getan (Arbeit)4. intern, vertraulich:a) das Ding wurde von Insidern gedreht,b) an dem Ding waren Insider beteiligt;C adv [ˌınˈsaıd]1. im Inner(e)n, (dr)innen:2. ins Innere, nach innen, hinein, herein4. inside ofa) innerhalb (gen):inside of a week innerhalb einer Wocheb) US → D5. (von) innen, an der Innenseite:painted red inside innen rot gestrichenD präp [ˌınˈsaıd] innerhalb, im Inner(e)n (gen):inside the house im Hause* * *1. noun1) (internal side) Innenseite, dieto/from the inside — nach/von innen
2) (inner part) Innere, das4)2. adjectiveinner...; Innen[wand, -ansicht, -durchmesser]; (fig.) internbe on an inside page — im Inneren [der Zeitung] stehen
inside pocket — Innentasche, die
3. adverbinside lane — Innenspur, die
go inside — [ins Haus] hineingehen
2) (sl.): (in prison)4. prepositionput somebody inside — jemanden einlochen (salopp)
1) (on inner side of) [innen] in (+ Dat.); (with direction) in (+ Akk.) hineinsit/get inside the house — im Haus sitzen/ins Haus hineinkommen
inside an hour — innerhalb [von] einer Stunde
* * *adj.inneres adj.inwendig adj. adv.drin adv.innen adv.innerhalb adv. n.Innere n. prep.im Innern ausdr. -
48 mete
transitive verb(literary)mete out — zuteil werden lassen (geh.) [Belohnung] (to Dat.); auferlegen [Strafe] (to Dat.)
* * *[mi:t]vtto \mete out punishment to sb jdn bestrafen; (physical) jdn züchtigen* * *[miːt]vtto mete out — zuteilwerden lassen ( to sb jdm); praise austeilen; rewards verteilen
the function of the courts is to mete out justice — es ist Aufgabe der Gerichte zu richten
* * *mete [miːt]A v/tB s Grenze f:know one’s metes and bounds fig seine Grenzen kennen, Maß und Ziel kennen* * *transitive verbmete out — zuteil werden lassen (geh.) [Belohnung] (to Dat.); auferlegen [Strafe] (to Dat.)
* * *v.messen v.(§ p.,pp.: maß, gemessen) -
49 Nice
[naɪs] adjective1) (pleasing) nett; angenehm [Stimme]; schön [Wetter]; (iron.): (disgraceful, difficult) schön; sauber (iron.)she has a nice smile — sie lächelt so nett
you're a nice one, I must say — (iron.) du bist mir vielleicht einer
be in a nice mess — (iron.) in einem schönen Schlamassel sitzen (ugs.)
nice [and] warm/fast/high — schön warm/schnell/hoch
nice-looking — gut aussehend
2) (subtle) fein [Bedeutungsunterschied]* * *2) (used jokingly: We're in a nice mess now.) schön3) (exact; precise: a nice sense of timing.) genau•- academic.ru/49825/nicely">nicely- nicety
- to a nicety* * *[naɪs]I. adjdid you have a \nice holiday? war es schön im Urlaub?it's far \nicer here than anywhere else I've lived es ist viel schöner hier als irgendwo sonst, wo ich vorher gewohnt habe\nice talking to you, but I must be off now es war nett mit dir zu reden, aber jetzt muss ich wegit's \nice that you're staying here after all es ist schön, dass du trotz allem hierbleibst\nice to meet you! es freut mich, Sie/dich kennenzulernen!a \nice neighbourhood eine freundliche Gegend\nice weather schönes Wetter\nice work ( approv fam) gute [o saubere] Arbeit2. (amiable) nett, freundlichit was very \nice of you to drive her home es war sehr nett von dir, sie nach Hause zu fahrenI made a \nice mess of the job, and felt very embarrassed ich habe die Sache ganz schön vermasselt und es war mir äußerst peinlich3. (subtle) fein\nice distinction feine Unterscheidung4. (intensifier) schön\nice and big/long/warm schön groß/lang/warm5.▶ \nice guys finish last Nettigkeit zahlt sich nicht aus▶ \nice work if you can get it das würde ich mir auch gefallen lassenII. adv sorgfältigto talk \nice and clearly deutlich und langsam sprechen* * *[naɪs]adj (+er)1) nett; person, ways, voice nett, sympathisch; (= nice-looking) girl, dress, looks etc nett, hübsch; weather schön, gut; taste, smell, meal, whisky gut; warmth, feeling, car schön; food gut, lecker; (= skilful) workmanship, work gut, schön, feinbe a nice girl and... —
he always tries to be Mr Nice Guy — er will sich immer bei allen beliebt machen
have a nice day! (esp US) — schönen Tag noch!
it's ( so) nice to meet you at last/to see you again — es freut mich (sehr), Sie endlich (persönlich) kennenzulernen/Sie wieder zu treffen
it's been nice meeting you — ich habe mich gefreut, Sie kennenzulernen
I had a nice rest —
it's nice to be needed — es ist schön, gebraucht zu werden
how nice of you to... — wie nett or lieb von Ihnen, zu...
he has a nice taste in ties — er hat einen guten Geschmack, was Krawatten angeht
2) (intensifier) schöna nice long bath — ein schönes, langes Bad
nice and warm/near/quickly — schön warm/nahe/schnell
not a nice word/district/book — gar kein schönes Wort/Viertel/Buch
here's a nice state of affairs! — das sind ja schöne or nette Zustände!
you're in a nice mess — du sitzt schön im Schlamassel (inf)
that's a nice way to talk to your mother — das ist ja eine schöne Art, mit deiner Mutter zu sprechen, wie sprichst du denn mit deiner Mutter?
5) (= subtle) distinction, shade of meaning fein, genauoverly nice distinctions — überfeine or subtile Unterscheidungen
* * ** * *[naɪs] adjective1) (pleasing) nett; angenehm [Stimme]; schön [Wetter]; (iron.): (disgraceful, difficult) schön; sauber (iron.)you're a nice one, I must say — (iron.) du bist mir vielleicht einer
be in a nice mess — (iron.) in einem schönen Schlamassel sitzen (ugs.)
nice to meet you — freut mich, Sie kennen zu lernen
nice [and] warm/fast/high — schön warm/schnell/hoch
2) (subtle) fein [Bedeutungsunterschied]* * *adj.fein adj.freundlich adj.hübsch adj.lieb adj.nett adj. -
50 nice
[naɪs] adjective1) (pleasing) nett; angenehm [Stimme]; schön [Wetter]; (iron.): (disgraceful, difficult) schön; sauber (iron.)she has a nice smile — sie lächelt so nett
you're a nice one, I must say — (iron.) du bist mir vielleicht einer
be in a nice mess — (iron.) in einem schönen Schlamassel sitzen (ugs.)
nice [and] warm/fast/high — schön warm/schnell/hoch
nice-looking — gut aussehend
2) (subtle) fein [Bedeutungsunterschied]* * *2) (used jokingly: We're in a nice mess now.) schön3) (exact; precise: a nice sense of timing.) genau•- academic.ru/49825/nicely">nicely- nicety
- to a nicety* * *[naɪs]I. adjdid you have a \nice holiday? war es schön im Urlaub?it's far \nicer here than anywhere else I've lived es ist viel schöner hier als irgendwo sonst, wo ich vorher gewohnt habe\nice talking to you, but I must be off now es war nett mit dir zu reden, aber jetzt muss ich wegit's \nice that you're staying here after all es ist schön, dass du trotz allem hierbleibst\nice to meet you! es freut mich, Sie/dich kennenzulernen!a \nice neighbourhood eine freundliche Gegend\nice weather schönes Wetter\nice work ( approv fam) gute [o saubere] Arbeit2. (amiable) nett, freundlichit was very \nice of you to drive her home es war sehr nett von dir, sie nach Hause zu fahrenI made a \nice mess of the job, and felt very embarrassed ich habe die Sache ganz schön vermasselt und es war mir äußerst peinlich3. (subtle) fein\nice distinction feine Unterscheidung4. (intensifier) schön\nice and big/long/warm schön groß/lang/warm5.▶ \nice guys finish last Nettigkeit zahlt sich nicht aus▶ \nice work if you can get it das würde ich mir auch gefallen lassenII. adv sorgfältigto talk \nice and clearly deutlich und langsam sprechen* * *[naɪs]adj (+er)1) nett; person, ways, voice nett, sympathisch; (= nice-looking) girl, dress, looks etc nett, hübsch; weather schön, gut; taste, smell, meal, whisky gut; warmth, feeling, car schön; food gut, lecker; (= skilful) workmanship, work gut, schön, feinbe a nice girl and... —
he always tries to be Mr Nice Guy — er will sich immer bei allen beliebt machen
have a nice day! (esp US) — schönen Tag noch!
it's ( so) nice to meet you at last/to see you again — es freut mich (sehr), Sie endlich (persönlich) kennenzulernen/Sie wieder zu treffen
it's been nice meeting you — ich habe mich gefreut, Sie kennenzulernen
I had a nice rest —
it's nice to be needed — es ist schön, gebraucht zu werden
how nice of you to... — wie nett or lieb von Ihnen, zu...
he has a nice taste in ties — er hat einen guten Geschmack, was Krawatten angeht
2) (intensifier) schöna nice long bath — ein schönes, langes Bad
nice and warm/near/quickly — schön warm/nahe/schnell
not a nice word/district/book — gar kein schönes Wort/Viertel/Buch
here's a nice state of affairs! — das sind ja schöne or nette Zustände!
you're in a nice mess — du sitzt schön im Schlamassel (inf)
that's a nice way to talk to your mother — das ist ja eine schöne Art, mit deiner Mutter zu sprechen, wie sprichst du denn mit deiner Mutter?
5) (= subtle) distinction, shade of meaning fein, genauoverly nice distinctions — überfeine or subtile Unterscheidungen
* * *1. fein, zart2. fein, lecker (Speise etc)3. nett, freundlich, lieb ( alle:to sb zu jemandem)4. nett, hübsch, schön (alle auch iron):nice weather schönes Wetter;a nice mess iron eine schöne Bescherung;nice and fat schön fett;nice and warm hübsch oder schön warm5. heikel, wählerisch ( beide:about in dat)6. fein, scharf, genau:a nice distinction ein feiner Unterschied;nice judg(e)ment feines Urteilsvermögen;have a nice ear ein scharfes Ohr haben7. (peinlich) genau, sorgfältig, gewissenhaft8. fig heikel, kitzlig, schwierig:a nice question eine heikle Fragenot a nice song ein unanständiges Lied* * *[naɪs] adjective1) (pleasing) nett; angenehm [Stimme]; schön [Wetter]; (iron.): (disgraceful, difficult) schön; sauber (iron.)you're a nice one, I must say — (iron.) du bist mir vielleicht einer
be in a nice mess — (iron.) in einem schönen Schlamassel sitzen (ugs.)
nice to meet you — freut mich, Sie kennen zu lernen
nice [and] warm/fast/high — schön warm/schnell/hoch
2) (subtle) fein [Bedeutungsunterschied]* * *adj.fein adj.freundlich adj.hübsch adj.lieb adj.nett adj. -
51 only
1. attributive adjective1) einzig...the only one/ones — der/die/das einzige/die einzigen
2) (best by far)the only — der/die/das einzig wahre
2. adverbhe/she is the only one for me — es gibt nur ihn/sie für mich
1) nurwe had been waiting only 5 minutes when... — wir hatten erst 5 Minuten gewartet, als...
it's only/only just 6 o'clock — es ist erst 6 Uhr/gerade erst 6 Uhr vorbei
you only have or you have only to ask — etc. du brauchst nur zu fragen usw.
you only live once — man lebt nur einmal
only if — nur [dann]..., wenn
he only just managed it/made it — er hat es gerade so/gerade noch geschafft
2) (no longer ago than) erstonly the other day/week — erst neulich od. kürzlich
3) (with no better result than)only to find/discover that... — nur, um zu entdecken, dass...
4)only too — [sogar] ausgesprochen [froh, begierig, bereitwillig]; in context of undesirable circumstances viel zu
be only too aware of something — sich (Dat.) einer Sache (Gen.) voll bewusst sein
3. conjunctiononly too well — nur zu gut [wissen, kennen, sich erinnern]; gerne [mögen]
2) (were it not for the fact that)only [that] I am/he is etc.... — ich bin/er ist usw. nur...
* * *['əunli] 1. adjective(without any others of the same type: He has no brothers or sisters - he's an only child; the only book of its kind.) einzig2. adverb2) (alone: Only you can do it.) nur3) (showing the one action done, in contrast to other possibilities: I only scolded the child - I did not smack him.) nur4) (not longer ago than: I saw him only yesterday.) erst5) (showing the one possible result of an action: If you do that, you'll only make him angry.) nur3. conjunction(except that, but: I'd like to go, only I have to work.) aber- only too* * *[ˈəʊnli, AM ˈoʊn-]I. adj attr, inv einzige(r, s)sb's \only daughter/son jds einzige Tochter/einziger Sohnthe \only one der/die/das Einzigehe was the \only one to help er hat als Einziger geholfenthe \only person der/die Einzigehe is the \only person for the job nur er kommt für den Job infragethe \only thing das Einzigethe \only thing that matters is that the baby is healthy was zählt ist allein, dass das Baby gesund istthe \only way die einzige Möglichkeitis this really the \only way to do it? geht es wirklich nicht anders?▶ sb is not the \only pebble on the beach jd ist nicht der einzige Mensch auf der Welt1. (exclusively) nurfor members \only nur für Mitgliedershe'll \only go if Peter goes sie geht nur, wenn Peter auch geht2. (just) erstI \only arrived half an hour ago ich bin erst vor einer halben Stunde angekommenit's \only four o'clock es ist erst vier Uhrhe can't be dead, I \only spoke to him this morning er kann nicht tot sein, ich habe heute morgen noch mit ihm gesprochen\only last week/yesterday erst letzte Woche/gestern\only just gerade [o eben] erst3. (merely) nur, bloßit's \only me ich bin's nurit's \only natural es ist nur natürlich\only to think of it made her nervous der bloße Gedanke daran machte sie nervös\only just gerade ebenhe has \only just enough money to pay the rent er hat gerade genug Geld, um die Miete zu zahlennot \only..., but also... nicht nur..., sondern auch...4. (extremely)if you invite me, I'll be \only too pleased to show up wenn du mich einlädst, werde ich nur zu gerne kommen5. (unavoidably) nurthe economic situation can \only worsen die wirtschaftliche Situation kann sich nur verschlechtern6. (to express wish)if \only... wenn nur...if \only she would listen wenn sie nur zuhören würdeif he'd \only bothered to get some insurance before his house burnt down wenn er sich doch bloß um eine Versicherung gekümmert hätte, bevor sein Haus niedergebrannt ist7. (indicating a surprising development)he rushed into the office, \only to find that everyone had gone home er stürzte ins Büro, nur um festzustellen, dass alle [schon] nach Hause gegangen waren8.III. conj1. (however) aber, jedochhe's a good athlete, \only he smokes too much er ist ein guter Sportler, er raucht nur zu vielshe wasn't a bad student, \only that she had to repeat a class once sie war keine schlechte Schülerin, wenn sie auch einmal eine Klasse wiederholen musste2. (in addition)▪ not \only...,... [too]:not \only can she sing and dance, she can act and play the piano too sie kann nicht nur singen und tanzen, sie kann auch schauspielern und Klavier spielen* * *['əʊnlɪ]1. adj attreinzige(r, s)he's an/my only child — er ist ein Einzelkind nt/mein einziges Kind
the only one or person — der/die Einzige
the only thing I could suggest would be to invite him too — ich könnte höchstens vorschlagen, dass wir etc ihn auch einladen
that's the only thing for it/the only thing to do — das ist die einzige Möglichkeit
the only thing I have against it is that... — ich habe nur eins dagegen einzuwenden, nämlich, dass...
the only thing or problem is... — nur...
the only thing is (that) it's too late — es ist bloß or nur schon zu spät
my only wish/regret —
her only answer was a grin or to grin — ihre Antwort bestand nur aus einem Grinsen
See:→ one2. adv1) nuronly yesterday/last week — erst gestern/letzte Woche
I only hope he gets here in time — ich hoffe nur, dass es noch rechtzeitig hier eintrifft
I only wanted to be with you — ich wollte nur mit dir zusammen sein
you only have to ask —
I wanted only to be with you (esp liter) — ich wollte weiter nichts, als mit dir zusammen zu sein
"members only" — "(Zutritt) nur für Mitglieder"
only think of it! —
2)we only just caught the train — wir haben den Zug gerade noch gekriegt
he has only just arrived —
not only... but also... — nicht nur..., sondern auch...
3. conjbloß, nurI would do it myself, only I haven't time — ich würde es selbst machen, ich habe bloß or nur keine Zeit
she looks like me, only taller — sie sieht aus wie ich, nur dass sie etwas größer ist
* * *only [ˈəʊnlı]A adj1. einzig(er, e, es), alleinig:the only son der einzige Sohn;he’s an only child er ist ein Einzelkind;he’s the only person for the position er kommt als Einziger für den Posten infrage; → begotten B, one A 22. einzigartigB adv1. nur, bloß:you’re only jealous du bist doch nur eifersüchtig;I can only hope that … ich kann nur hoffen, dass …;not only … but (also) nicht nur …, sondern auch;a) wenn nur,b) wenn auch nur;if only he would leave!, if he would only leave! wenn er doch nur endlich ginge!2. erst:only yesterday erst gestern, gestern noch;only just eben erst, gerade;only just enough money gerade genug GeldC konj2. only that … nur dass …, außer wenn …* * *1. attributive adjective1) einzig...the only person — der/die einzige
my only regret is that... — ich bedaure nur, dass...
the only one/ones — der/die/das einzige/die einzigen
the only — der/die/das einzig wahre
2. adverbhe/she is the only one for me — es gibt nur ihn/sie für mich
1) nurwe had been waiting only 5 minutes when... — wir hatten erst 5 Minuten gewartet, als...
it's only/only just 6 o'clock — es ist erst 6 Uhr/gerade erst 6 Uhr vorbei
you only have or you have only to ask — etc. du brauchst nur zu fragen usw.
only if — nur [dann]..., wenn
he only just managed it/made it — er hat es gerade so/gerade noch geschafft
not only... but also — nicht nur... sondern auch; see also if 1. 4)
2) (no longer ago than) erstonly the other day/week — erst neulich od. kürzlich
only to find/discover that... — nur, um zu entdecken, dass...
4)only too — [sogar] ausgesprochen [froh, begierig, bereitwillig]; in context of undesirable circumstances viel zu
be only too aware of something — sich (Dat.) einer Sache (Gen.) voll bewusst sein
3. conjunctiononly too well — nur zu gut [wissen, kennen, sich erinnern]; gerne [mögen]
1) (but then) nuronly [that] I am/he is etc.... — ich bin/er ist usw. nur...
* * *adj.einzig adj. adv.nur adv. -
52 surely
1. adverb1) as sentence-modifier dochsurely you are not going out in this snowstorm? — du willst doch wohl in dem Schneesturm nicht rausgehen?
2) (steadily) sicherslowly but surely — langsam, aber sicher
3) (certainly) sicherlich2. interjection(Amer.) natürlich; selbstverständlich* * *1) (used in questions, exclamations etc to indicate what the speaker considers probable: Surely she's finished her work by now!; You don't believe what she said, surely?) sicherlich2) (without doubt, hesitation, mistake or failure: Slowly but surely we're achieving our aim.) sicher* * *sure·ly[ˈʃɔ:li, ˈʃʊə-, AM ˈʃʊr-]that \surely can't be a good idea das ist bestimmt keine gute Ideeyou must agree, \surely? Sie stimmen doch wohl zu?it must \surely be possible for you to get this finished today es ist doch bestimmt möglich, dass du das heute noch fertig bekommstslowly but \surely langsam, aber sicher\surely you don't expect me to believe that du erwartest doch wohl nicht, dass ich dir das abnehme! famthere must be some mistake, \surely da stimmt doch etwas nicht!he's seventy-five next birthday — sixty-five \surely! er wird fünfundsiebzig — fünfundsechzig wolltest du sagen!\surely not! das darf doch wohl nicht wahr sein!3. (confidently) sicherhe seemed to speak very \surely er schien sich seiner Sache sehr sichermay I sit here? — yes, \surely darf ich mich hierhin setzen? — aber sicher doch!5.why, \surely to goodness, child, this is no way to carry on! also Kind, das ist doch kein Benehmen!\surely to God you could have called to say you'd be late du hättest doch wenigstens anrufen können, dass du später kommst* * *['ʃʊəlɪ]adv1) bestimmt, sichersurely you don't mean it? — das meinen Sie doch bestimmt or sicher nicht (so)?
surely he's come(, hasn't he?) —
surely someone must know the answer — irgendjemand muss doch die Antwort wissen
there must surely be something we can do —
I can't – oh, surely you can — ich kann (es) nicht – aber sicher kannst du das!
but surely you can't expect us to believe that — Sie können doch wohl nicht erwarten, dass wir das glauben!
surely if a equals b, then c must... — also, wenn a gleich b ist, dann muss c doch sicherlich...
3) (= inevitably, with certainty) zweifellos4)(= undoubtedly)
he is an artist, just as surely as Rembrandt was — er ist ein Künstler, genauso wie Rembrandt einer war5) (= confidently) mit sicherer Hand* * *1. sicher(lich), gewiss, bestimmt, zweifellos2. a) (ganz) bestimmt oder gewiss:b) doch (wohl):it surely can’t be true* * *1. adverb1) as sentence-modifier dochsurely we've met before? — wir kennen uns doch, oder?
surely you are not going out in this snowstorm? — du willst doch wohl in dem Schneesturm nicht rausgehen?
2) (steadily) sicherslowly but surely — langsam, aber sicher
3) (certainly) sicherlich2. interjection(Amer.) natürlich; selbstverständlich* * *adv.bestimmt adv.sicher adv.sicherlich adv. -
53 taste
1. transitive verb1) schmecken; (try a little) probieren; kosten2) (recognize flavour of) [heraus]schmecken2. intransitive verb1) (have sense of flavour) schmecken3. noun1) (flavour) Geschmack, derto taste — nach Geschmack [verdünnen]
this dish has no taste — dieses Gericht schmeckt nach nichts
leave a nasty/bad etc. taste in the mouth — (lit. or fig.) einen unangenehmen/üblen usw. Nachgeschmack hinterlassen
2) (sense)[sense of] taste — Geschmack[ssinn], der
3) (discernment) Geschmack, dertaste in art/music — Kunst-/Musikgeschmack, der
it would be bad taste to do that — es wäre geschmacklos, das zu tun
in good/bad taste — geschmackvoll/geschmacklos
4) (sample, lit. or fig.) Kostprobe, diehave a taste of — probieren [Speise, Getränk]; kennen lernen [Freiheit, jemandes Jähzorn, Arroganz]
give somebody a taste of something — (lit. or fig.) jemandem eine Kostprobe einer Sache (Gen.) geben
have a/no taste for something — an etwas (Dat.) Geschmack/keinen Geschmack finden
have expensive tastes in clothes — etc. eine Vorliebe für teure Kleidung usw. haben
be/not be to somebody's taste — nach jemandes/nicht nach jemandes Geschmack sein
* * *[teist] 1. verb1) (to be aware of, or recognize, the flavour of something: I can taste ginger in this cake.) schmecken2) (to test or find out the flavour or quality of (food etc) by eating or drinking a little of it: Please taste this and tell me if it is too sweet.) probieren3) (to have a particular flavour or other quality that is noticed through the act of tasting: This milk tastes sour; The sauce tastes of garlic.) schmecken4) (to eat (food) especially with enjoyment: I haven't tasted such a beautiful curry for ages.) kosten5) (to experience: He tasted the delights of country life.) erleben2. noun1) (one of the five senses, the sense by which we are aware of flavour: one's sense of taste; bitter to the taste.) der Geschmackssinn2) (the quality or flavour of anything that is known through this sense: This wine has an unusual taste.) der Geschmack3) (an act of tasting or a small quantity of food etc for tasting: Do have a taste of this cake!) die Kostprobe4) (a liking or preference: a taste for music; a queer taste in books; expensive tastes.) der Geschmack5) (the ability to judge what is suitable in behaviour, dress etc or what is fine and beautiful: She shows good taste in clothes; a man of taste; That joke was in good/bad taste.) der Geschmack•- academic.ru/73500/tasteful">tasteful- tastefully
- tastefulness
- tasteless
- tastelessly
- tastelessness
- -tasting
- tasty
- tastiness* * *[teɪst]I. nshe still had the \taste of onions in her mouth sie hatte immer noch den Zwiebelgeschmack im Mundsense of \taste Geschmackssinn mto leave a bad \taste in the mouth ( fig) einen üblen Nachgeschmack hinterlassen2. (small portion/mouthful of food) [kleiner] BissenI've never understood Liz's \taste in men ich habe Liz' Geschmack, was Männer anbelangt, nie verstandenthese olives are an acquired \taste diese Oliven sind gewöhnungsbedürftigto be a question of \taste Geschmackssache seinto have different \tastes verschiedene Geschmäcker habento have an expensive \taste einen teuren Geschmack habento acquire a \taste for sth an etw dat Geschmack findento get a \taste for sth Gefallen an etw dat findento lose the \taste for sth den Gefallen an etw dat verlierenjokes about death are rather in poor \taste Witze über den Tod sind ziemlich geschmacklosto be a matter of [personal] \taste Geschmackssache seinbad \taste schlechter Geschmackto be in excellent \taste von exzellentem Geschmack zeugento be in terrible \taste äußerst geschmacklos seinto have [good] \taste [einen guten] Geschmack habento give sb a \taste of the whip jdn die Peitsche spüren lassento have a \taste of sth einen Vorgeschmack von etw dat bekommenII. vt1. (perceive flavour)I can't \taste anything ich schmecke gar nichts2. (experience briefly)▪ to \taste sth luxury, success [einmal] etw erlebenIII. vi schmeckento \taste bitter/salty/sweet bitter/salzig/süß schmeckento \taste like sth wie etw schmecken* * *[teɪst]1. n1) (= sense) Geschmack(sinn) mto be sweet to the taste — süß schmecken, einen süßen Geschmack haben
2) (= flavour) Geschmack m3) (= small amount) Kostprobe f, Versucherchen nt (inf); (fig, as an example) Kostprobe f; (of sth in the future) Vorgeschmack mwould you like some? – just a taste — möchten Sie etwas? – nur eine Idee
to have a taste (of sth) (lit) — (etw) probieren or kosten; (fig) eine Kostprobe (von etw) bekommen; (of sth to come) einen Vorgeschmack (von etw) haben
two years in the army will give him a taste of discipline —
to give sb a taste of the whip he gave them a taste of his bad temper a taste of what was to come — jdn die Peitsche or Knute spüren lassen er gab ihnen eine (Kost)probe seiner schlechten Laune ein Vorgeschmack dessen, was noch kommen sollte
4) (= liking) Geschmack m no plshe has expensive tastes in hats — was Hüte anbelangt, hat sie einen teuren Geschmack
my taste in music has changed over the years — mein musikalischer Geschmack hat sich mit der Zeit geändert
5) (= discernment) Geschmack mshe has very good taste in furniture — was Möbel anbelangt, hat sie einen sehr guten Geschmack
she has no taste at all when it comes to choosing friends — sie ist nicht sehr wählerisch in der Auswahl ihrer Freunde
to be in doubtful taste —
the house is furnished in impeccable taste — das Haus ist, was Geschmack betrifft, tadellos eingerichtet
2. vt1) (= perceive flavour of) schmecken; blood leckenI can't taste anything —
I've never tasted caviar — ich habe noch nie Kaviar gekostet (geh) or gegessen
2) (= take a little) versuchen, probieren, kosten4) (fig) power, freedom, success, victory erfahren, erlebenonce the canary had tasted freedom... — als der Kanarienvogel erst einmal Geschmack an der Freiheit gefunden hatte...
3. vi1) (food, drink) schmeckento taste good or nice — (gut) schmecken
2)to taste of (liter) —
those who have tasted of the knowledge of Zen — diejenigen, denen die Weisheit des Zen zuteilgeworden ist (geh)
* * *taste [teıst]A v/t2. essen, trinken:he had not tasted food for days er hatte seit Tagen keinen Bissen gegessenb) etwas schmecken:I’ve got a cold, I can’t taste anything4. fig kosten, kennenlernen, erleben, erfahren5. fig genießenB v/i1. schmecken (of nach):the soup didn’t taste of anything3. kosten, versuchen, probieren ( alle:of von oder akk)C s1. Geschmack m, pl auch Geschmacksrichtungen pl:there was a sour taste in his mouth er hatte einen sauren Geschmack im Mund;have no (a funny) taste nach nichts (komisch) schmecken;I have no taste for … … schmeckt oder schmecken mir nicht;improve the taste of etwas geschmacklich verfeinern;leave a bad ( oder nasty) taste in one’s mouth bes fig bei jemandem einen üblen Nachgeschmack hinterlassen2. Geschmack(ssinn) m3. (Kost) Probe f (of von oder gen):a) kleiner Bissen, Happen mb) Schlückchen n:have a taste of sth etwas kosten oder probierenof von)be a man of taste Geschmack haben;have expensive tastes einen teuren Geschmack haben;what are your tastes in music? welche Musik mögen Sie?;each to their taste jeder nach seinem Geschmack;a) geschmacklos,b) weitS. taktlos;a) geschmackvoll,7. fig Geschmacksrichtung f, Mode f:today’s tastes pl der Geschmack von heutea) Neigung f (zu), Vorliebe f, Sinn m (für):b) Geschmack m, Gefallen n (an dat):that’s not to my taste das ist nicht nach meinem Geschmack;that’s not to everybody’s taste das ist nicht jedermanns Sache;have a (no) taste for (keinen) Geschmack finden an* * *1. transitive verb1) schmecken; (try a little) probieren; kosten2) (recognize flavour of) [heraus]schmecken2. intransitive verb1) (have sense of flavour) schmecken2) (have certain flavour) schmecken (of nach)3. noun1) (flavour) Geschmack, derto taste — nach Geschmack [verdünnen]
leave a nasty/bad etc. taste in the mouth — (lit. or fig.) einen unangenehmen/üblen usw. Nachgeschmack hinterlassen
2) (sense)[sense of] taste — Geschmack[ssinn], der
3) (discernment) Geschmack, dertaste in art/music — Kunst-/Musikgeschmack, der
it would be bad taste to do that — es wäre geschmacklos, das zu tun
in good/bad taste — geschmackvoll/geschmacklos
4) (sample, lit. or fig.) Kostprobe, diehave a taste of — probieren [Speise, Getränk]; kennen lernen [Freiheit, jemandes Jähzorn, Arroganz]
give somebody a taste of something — (lit. or fig.) jemandem eine Kostprobe einer Sache (Gen.) geben
have a/no taste for something — an etwas (Dat.) Geschmack/keinen Geschmack finden
have expensive tastes in clothes — etc. eine Vorliebe für teure Kleidung usw. haben
be/not be to somebody's taste — nach jemandes/nicht nach jemandes Geschmack sein
* * *n.Geschmack m.Kostprobe f. (of) v.kosten v.schmecken (nach) v. v.kosten (Essen) v.schmecken v. -
54 unsure
adjectivebe unsure whether to do something — sich (Dat.) nicht sicher sein, ob man etwas tun soll
be unsure of somebody/something — sich (Dat.) jemandes/einer Sache nicht sicher sein
be unsure of a date/of one's facts — ein Datum nicht genau wissen/seine Fakten nicht genau kennen
* * *un·sure[ʌnˈʃʊəʳ, AM -ˈʃʊr]▪ to be \unsure how/what/when/whether/why... nicht genau wissen [o sich dat nicht sicher sein], wie/was/wann/ob/warum...▪ to be \unsure of oneself unsicher sein, kein Selbstvertrauen haben* * *[ʌn'ʃʊə(r)]adjperson unsicher; (= unreliable) method also unzuverlässigto be unsure (of sth) — sich (dat) (einer Sache gen ) nicht sicher sein
I'm unsure of him — ich bin mir bei ihm nicht sicher
I am unsure of my welcome — ich bin nicht sicher, ob ich willkommen bin
* * *unsure of o.s. unsicher;I am unsure of her agreement ich bin (mir) nicht sicher, ob sie zustimmt* * *adjectivebe unsure about somebody/something — sich (Dat.) über jemanden/etwas nicht im klaren sein
be unsure whether to do something — sich (Dat.) nicht sicher sein, ob man etwas tun soll
be unsure of somebody/something — sich (Dat.) jemandes/einer Sache nicht sicher sein
be unsure of a date/of one's facts — ein Datum nicht genau wissen/seine Fakten nicht genau kennen
* * *adj.unsicher adj. -
55 well
I noun1) (water well, mineral spring) Brunnen, derII 1. interjection1) (expr. astonishment) mein Gott; meine Güte; nanuwell, well! — sieh mal einer an!
2) (expr. relief) mein Gott3) (expr. concession) na jawell then, let's say no more about it — schon gut, reden wir nicht mehr davon
4) (expr. resumption) nunwell [then], who was it? — nun, wer war's?
5) (expr. qualified recognition of point)well[, but]... — na ja, aber...; ja schon, aber...
6) (expr. resignation)[oh] well — nun denn
7) (expr. expectation)2. adverb,well [then]? — na?
1) (satisfactorily) gutdo well out of something — mit etwas ein gutes Geschäft machen
the patient is doing well — dem Patienten geht es gut
you did well to come — gut, dass du gekommen bist
didn't he do well! — hat er sich nicht gut geschlagen?
you would do well to... — Sie täten gut daran, zu...
you're well out of it — es ist gut, dass du damit nichts mehr zu tun hast
2) (thoroughly) gründlich [trocknen, polieren, schütteln]; tüchtig [verprügeln]; genau [beobachten]; gewissenhaft [urteilen]be well able to do something — durchaus od. sehr wohl in der Lage sein, etwas zu tun
I'm well aware of what has been going on — mir ist sehr wohl klar od. bewusst, was sich abgespielt hat
let or leave well alone — sich zufrieden geben
well out of sight — (very far off) völlig außer Sichtweite (of Gen.)
I know only too well how/what etc.... — ich weiß nur zu gut, wie/was usw....
3) (considerably) weitit was well on into the afternoon — es war schon spät am Nachmittag
he is well past or over retiring age — er hat schon längst das Rentenalter erreicht
he is well past or over forty — er ist weit über vierzig
be well away — (lit. or fig.) einen guten Vorsprung haben; (coll.): (be drunk) ziemlich benebelt sein (ugs.)
4) (approvingly, kindly) gut, anständig [jemanden behandeln]think well of somebody/something — eine gute Meinung von jemandem/etwas haben
speak well of somebody/something — sich positiv über jemanden/etwas äußern
5) (in all likelihood) sehr wohl6) (easily) ohne weiteresyou cannot very well refuse their help — du kannst ihre Hilfe nicht ohne weiteres od. nicht gut ausschlagen
7)as well — (in addition) auch; ebenfalls; (as much, not less truly) genauso; ebenso; (with equal reason) genauso gut; ebenso gut; (advisable) ratsam; (equally well) genauso gut
Coming for a drink? - I might as well — Kommst du mit, einen trinken? - Warum nicht?
that is [just] as well — (not regrettable) um so besser
it was just as well that I had... — zum Glück hatte ich...
A as well as B — B und auch [noch] A
3. adjectiveas well as helping or (coll.) help me, she continued her own work — sie half mir und machte dabei noch mit ihrer eigenen Arbeit weiter
1) (in good health) gesundHow are you feeling now? - Quite well, thank you — Wie fühlen Sie sich jetzt? - Ganz gut, danke
I am perfectly well — ich fühle mich bestens
2) pred. (satisfactory)I am very well where I am — ich bin hier sehr zufrieden
all's well that ends well — (prov.) Ende gut, alles gut
all is not well with somebody/something — mit jemandem/etwas ist etwas nicht in Ordnung
[that's all] well and good — [das ist alles] gut und schön
3) pred. (advisable) ratsam* * *(to have a good, or bad, opinion of: She thought highly of him and his poetry.) viel,etwas,wenig halten von* * *well1[wel]I. adj< better, best>1. (healthy) gesundare you \well? geht es dir gut?thank you, [I'm] very \well danke, [es geht mir] sehr gutI'm fairly/perfectly \well mir geht es einigermaßen/bestenshe hasn't been too \well lately ihm geht es in letzter Zeit nicht besonders gutyou're looking very \well today! Sie sehen heute blendend aus!to be alive and \well gesund und munter seinto feel \well sich akk gut [o wohl] fühlento get \well gesund werdenI hope you get \well soon ich hoffe, dass es dir bald wieder besser gehtget \well soon! gute Besserung!get \well card Genesungskarte fall \well at work? ist bei der Arbeit alles in Ordnung?all's \well here hier ist alles in Ordnungall is not \well at the office im Büro gibt es Problemenobody believes all is \well in our health service keiner glaubt, dass mit unserem Gesundheitswesen alles in Ordnung istall being \well, we should arrive on time wenn alles gutgeht, müssten wir pünktlich ankommenit's all very \well saying that [or for you to say that], but... du hast gut reden, aber...it's all very \well for you to laugh but... du hast gut lachen, aber...all's not \well with sb/sth mit jdm/etw steht es nicht zum Bestenall \well and good, all very \well gut und schönthat's all very \well but... das ist [ja] alles schön und gut, aber...electric heating is all very \well until there's a power cut elektrische Heizungen sind so weit ganz in Ordnung, es sei denn, es kommt zum Stromausfallit's just as \well that... es ist [nur] gut, dass...just as \well you're not here — you wouldn't like it [nur] gut, dass du nicht hier bist — es würde dir nicht gefallenit would be as \well to do sth es wäre [o ist] ratsam, etw zu tunit would be as \well to check the small print es ist ratsam, auch das Kleingedruckte zu überprüfen4.II. adv<better, best>1. (in a good way) gutyou speak English very \well du sprichst sehr gut Englischthey discussed the plans for two hours at considered it time \well spent sie diskutierten zwei Stunden lang die Pläne und waren der Meinung, diese Zeit sinnvoll genutzt zu haben\well spotted! gut aufgepasst!look at all those wine bottles! you certainly live \well! guck dir nur all die Weinflaschen an! du lässt es dir aber gutgehen![that was] \well put gut ausgedrückt\well done! gut gemacht!, super! famit's a job \well done! das wäre erledigt!to be money \well spent gut angelegtes Geld seinto do \well to do sth gut daran tun, etw zu tunas \well as sb/sth so gut wie jd/etwI can't do it as \well as Marie [can] ich kann es nicht so gut wie Marieshe can sing as \well as her sister [does] sie kann genauso gut singen wie ihre Schwesterthe concert was \well enough advertised but ticket sales were poor obwohl das Konzert ausreichend angekündigt war, wurden kaum Tickets verkaufthe plays the piano \well enough er spielt ganz gut Klavierpretty \well ganz gutto do \well for oneself erfolgreich seinto mean \well es gut meinen2. (favourably) guthis point was \well taken sein Beitrag wurde gut aufgenommento speak \well of sb/sth nur Gutes über jdn/etw sagento think \well of sb/sth viel von jdm/etw halten3. (thoroughly) gutto know sb \well jdn gut kennento cost \well over/under £ 100 weit über/unter 100 Pfund kostenthe results are \well above [our] expectations die Ergebnisse liegen weit über unseren Erwartungenstand \well clear of the doors halten Sie deutlich Abstand von den Türenkeep \well away from the edge of the cliff halten Sie sich weit vom Rand des Abhangs fernthey kept the crowd \well behind the white line sie hielten die Menge weit hinter der weißen Linie zurückI can \well believe it das glaube ich gernhe could \well imagine how... er konnte sich lebhaft vorstellen, wie...there are no buses after midnight, as you \well know du weißt doch, dass nach Mitternacht keine Busse mehr fahrenI \well remember the last time they visited us ( form) ich kann mich gut an ihren letzten Besuch erinnernto be \well able to do sth durchaus [o sehr wohl] in der Lage sein, etw zu tunto be \well over forty weit über vierzig seinto be \well worth it/an attempt es/einen Versuch wert sein\well and truly ganz einfachyou may \well ask! das kann man wohl fragen!where's Pete? — you may \well ask! he should have been here hours ago! wo ist Pete? — das kannst du laut fragen! er hätte schon seit Stunden hier sein sollen!I couldn't very \well refuse the offer ich konnte das Angebot ja wohl schlecht ablehnenhe may \well wonder why no one was there — he forgot to confirm the date er braucht sich [gar] nicht zu wundern, warum keiner da war — er hat vergessen, den Termin fest zu vereinbarenyou may \well think it was his fault es mag gut sein, dass es seine Schuld warit may \well be that... es ist gut möglich [o es kann gut sein], dass...he might \well be sick after that drinking spree es ist gut möglich, dass er nach dem Trinkgelage krank istit may \well be finished by tomorrow es kann gut sein, dass es morgen fertig istshe might \well be the best person to ask sie ist wahrscheinlich die Beste, die man fragen kannas \well auch; (and)... as \well as... und [auch]..., sowie gehinvite Emlyn — and Simon as \well lade Emlyn ein — und Simon auchI'll have the ice cream as \well as the cake ich nehme das Eis und auch den Kuchen[just] as \well ebenso gut [auch], eigentlich [auch]you might [just] as \well wash the dishes eigentlich könntest du das Geschirr abwaschenif you publish this, you may just as \well hand in your notice wenn du das veröffentlichst, kannst du ebenso gut auch gleich kündigen11.▶ to leave \well [AM enough] alone es lieber seinlassen▶ if you want a thing done \well, do it yourself ( saying) wenn du möchtest, dass etwas ordentlich erledigt wird, machst du es am besten selbstIII. interj (introducing, continuing a statement) nun [ja], also; (introducing a question) und; (showing hesitation, resignation) tja fam, na ja fam; (showing doubt, disagreement, annoyance) na fam; (showing surprise)\well [, \well]! sieh mal einer an!, na, so was!\well? what did you do next? und? was hast du dann gemacht?\well, \well... ja, ja...\well now [or then] ... also [dann]...oh \well, it doesn't matter ach [was], das macht doch nichtsvery \well... na gut...to wish sb \well jdm alles Gute [o jdm viel Glück] wünschenwell2[wel]I. nto drill a \well einen Brunnen bohrengas \well Gasbrunnen moil \well Ölquelle fto drill a \well einen Schacht bohren; (for oil) ein Bohrloch anlegenII. vitears \welled up in her eyes Tränen stiegen ihr in die Augen; ( fig)conflicting emotions \welled up in his heart widerstreitende Gefühle stiegen in seinem Herzen auf gehpride \welled up in his chest Stolz schwellte seine Brust geh[wi:l, wil]* * *I [wel]1. n1) (= water well) Brunnen m; (= oil well) Ölquelle f; (drilled) Bohrloch nt; (fig = source) Quelle fto sink a well — einen Brunnen bohren or anlegen or graben; (for oil) ein Bohrloch nt anlegen or vorantreiben
2) (= shaft) (for lift) Schacht m; (for stairs) Treppenschacht m; (down centre of staircase) Treppenhaus nt3) (of theatre) Parkett nt; (of auditorium) ebenerdiger Teil des Zuschauer-/Konferenz-/Versammlungsraums (Brit of court) Teil des Gerichtssaals, in dem die Rechtsanwälte und Protokollschreiber sitzen4) (= ink well) Tintenfass nt2. viquellen II comp better, superl best1. adv1) (= in a good or satisfactory manner) gutit is well painted (portrait) — es ist gut gemalt; (house, fence) es ist sauber or ordentlich angestrichen
he did it as well as he could/as I could have done — er machte es so gut er konnte/ebenso gut, wie ich es hätte machen können
he's doing well at school/in history — er ist gut or er kommt gut voran in der Schule/in Geschichte
mother and child are/the patient is doing well — Mutter und Kind/dem Patienten geht es gut, Mutter und Kind sind/der Patient ist wohlauf
if you do well you'll be promoted — wenn Sie sich bewähren, werden Sie befördert
you did well to help — du tatest gut daran zu helfen, es war gut, dass du geholfen hast
well done! — gut gemacht!, bravo!, sehr gut!
to do oneself well (inf) — es sich (dat) gut gehen lassen
everything went well/quite well — es ging alles gut or glatt (inf)/recht or ganz gut
2) (= favourably, fortunately) gutto speak/think well of sb — über jdn Gutes sagen/Positives denken, von jdm positiv sprechen/denken
to be well spoken of in certain circles/by one's colleagues — einen guten Ruf in gewissen Kreisen/bei seinen Kollegen haben
to do well out of sth — von etw ganz schön or ordentlich profitieren, bei etw gut wegkommen (inf)
you would do well to arrive early — Sie täten gut daran, früh zu kommen
are you coming? – I might as well — kommst du? – ach, könnte ich eigentlich (auch) (inf) or ach, warum nicht
3) (= thoroughly, considerably, to a great degree) gut, gründlichshake the bottle well (on medicine) —
he loved her too well to leave her (liter) — er liebte sie zu sehr, als dass er sie verlassen hätte
well and truly — (ganz) gründlich; married, settled in ganz richtig; (iro also) fest; westernized, conditioned
he was well away (inf) (= drunk) — er war in Fahrt or Schwung (inf) er hatte einen sitzen (inf)
well within... — durchaus in... (dat)
it continued well into 1996/the night — es zog sich bis weit ins Jahr 1996/in die Nacht hin
4) (= probably, reasonably) ohne Weiteres, gut, wohlI may well be late — es kann leicht or wohl or ohne Weiteres sein, dass ich spät komme
it may well be that... — es ist gut or wohl or ohne Weiteres möglich, dass...
she cried, as well she might — sie weinte, und das (auch) mit Grund or wozu sie auch allen Grund hatte
you may well ask! (iro) — das kann man wohl fragen
I couldn't very well stay — ich konnte schlecht bleiben, ich konnte wohl nicht mehr gut bleiben
5)(= in addition)
as well — auchx as well as y — x sowohl als auch y, x und auch y
6) (Brit inf= very)
well happy — total glücklich (inf)well annoyed — ganz schön verärgert (inf)
2. adj1) (= in good health) gesundI'm very well, thanks — danke, es geht mir sehr gut
he's not a well man — er ist gar nicht gesund
2) (= satisfactory, desirable, advantageous) gutall is not well with him/in the world — mit ihm/mit or in der Welt steht es nicht zum Besten
that's all very well, but... — das ist ja alles schön und gut, aber...
if that's the case, (all) well and good — wenn das der Fall ist, dann soll es mir recht sein
it's all very well for you to suggest... — Sie können leicht vorschlagen...
it's all very well for you, you don't have to... —
it was well for him that no-one found out — es war sein Glück, dass es niemand entdeckt hat
it would be as well to ask first — es wäre wohl besser or gescheiter (inf), sich erst mal zu erkundigen
it's just as well he came — es ist (nur or schon) gut, dass er gekommen ist
you're well out of that — seien Sie froh, dass Sie damit nichts mehr zu tun haben
all's well that ends well — Ende gut, alles gut
3. interjalso; (expectantly also) na; (doubtfully) na jawell, well!, well I never (did)! — also, so was!, na so was!
well now —
well, it was like this well there you are, that proves it! well, as I was saying — also, es war so or folgendermaßen na bitte or also bitte, das beweist es doch also, wie (bereits) gesagt
well then? — also (gut); (in question) na?, nun?, also?
very well then! — na gut, also gut!; (indignantly) also bitte (sehr)!
oh well, never mind — macht nichts
well, that's a relief! — na (also), das ist ja eine Erleichterung!
4. nGute(s) ntto wish sb well (in general) — jdm alles Gute wünschen; ( in an attempt, also iro ) jdm Glück wünschen (in bei)
I wish him well, but... — ich wünsche ihm nichts Böses, aber...
* * *well1 [wel] komp better [-betə(r)], sup best [best]A adv1. gut, wohl:a) gut versehen sein ( for mit),he is well off ihm geht es gut;do o.s. well, live well gut leben, es sich gut gehen lassen2. gut, recht, geschickt:well done! gut gemacht!, bravo!;well roared, lion! gut gebrüllt, Löwe!;sing well gut singen3. gut, günstig, vorteilhaft:a) gut abschneiden,b) Glück haben;if all goes well wenn alles gut geht, wenn nichts dazwischenkommt4. gut, freundschaftlich:think (speak) well of gut denken (sprechen) über (akk)5. gut, sehr, vollauf:be well pleased hocherfreut sein;it speaks well for him es spricht sehr für ihn6. wohl, mit gutem Grund:not very well wohl kaum;you cannot very well do that das kannst du nicht gut tun;I couldn’t very well say no ich konnte schlecht Nein sagen;7. recht, eigentlich, so richtig:he does not know well how er weiß nicht recht, wie8. gut, genau, gründlich:know sb well jemanden gut kennen;he knows only too well er weiß nur zu gut ( that dass);remember well sich gut erinnern an (akk)9. gut, ganz, völlig:he is well out of sight er ist völlig außer Sicht;be well out of sth etwas glücklich hinter sich gebracht haben10. gut, beträchtlich, ziemlich, weit:well away weit weg;he walked well ahead of them er ging ihnen ein gutes Stück voraus;he is well up in the list er steht weit oben auf der Liste;be well on in years nicht mehr der oder die Jüngste sein;well past fifty weit über 50;until well past midnight bis lange nach Mitternacht;well in advance schon lange vorher;he finished well back SPORT er endete weit abgeschlagen;11. gut, tüchtig, gründlich, kräftig:12. gut, mit Leichtigkeit, durchaus:you could well have done it du hättest es leicht tun können;it is very well possible es ist durchaus oder sehr wohl möglich;as well ebenso, außerdem;shall I bring the paper as well? soll ich auch die Zeitung bringen?;(just) as well ebenso (gut), genauso (gut);just as well Gott sei Dank! zum Glück!;just as well I had … zum Glück hatte ich …;as well … as sowohl … als auch; nicht nur …, sondern auch;B adj1. wohl, gesund:“get well soon!” (auf Karten) „gute Besserung!“;look well gesund aussehen;he isn’t a well man bes US er ist nicht gesund2. in Ordnung, richtig, gut:all is not well with him etwas ist nicht in Ordnung mit ihm;all will be well es wird sich alles wieder einrenken;all being well wenn alles gut geht, wenn nichts dazwischenkommt;I am very well where I am ich fühle mich sehr wohl;that is all very well, but das ist ja alles gut und schön, aber;it’s all very well for you to laugh du hast gut lachen;all’s well that ends well (Sprichwort) Ende gut, alles gut3. vorteilhaft, günstig, gut:it will be as well for her to know it es schadet ihr gar nichts, es zu wissen;that is just as well das ist schon gut so;well and good schön und gut4. ratsam, richtig, gut:well! (empört) na, hör mal!;well, who would have thought it? (erstaunt) wer hätte das gedacht?;well then nun (also);well then? (erwartend) na und?;well, here we are at last (erleichtert) so, da wären wir endlich;well, what should I say? (überlegend, zögernd) tja oder hm, was soll ich (da) sagen?, well, well! so, so!, (beruhigend) schon gut!D s (das) Gute:a) lass gut sein!,b) lass die Finger davon!;wish sb well jemandem alles Gute wünschenwell2 [wel]A s2. (auch Gas-, Öl) Quelle f3. Heilquelle f, Mineralbrunnen m4. fig (Ur)Quell m, Quelle f, Ursprung m5. Ölgewinnung etc: Bohrloch n6. ARCHa) (Aufzugs- etc) Schacht mb) Treppenauge n7. SCHIFFa) TECH Pumpensod mb) Buhne f, Fischbehälter m (im Fischerboot)8. JUR Br Platz für Anwälte im Gerichtssaalwell up aufsteigen (Flüssigkeit etc);tears welled up in her eyes die Tränen stiegen ihr in die Augen;hatred welled up within him Hass stieg in ihm auf* * *I noun1) (water well, mineral spring) Brunnen, derII 1. interjection1) (expr. astonishment) mein Gott; meine Güte; nanuwell, well! — sieh mal einer an!
2) (expr. relief) mein Gott3) (expr. concession) na jawell then, let's say no more about it — schon gut, reden wir nicht mehr davon
4) (expr. resumption) nunwell [then], who was it? — nun, wer war's?
5) (expr. qualified recognition of point)well[, but]... — na ja, aber...; ja schon, aber...
6) (expr. resignation)[oh] well — nun denn
7) (expr. expectation)2. adverb,well [then]? — na?
1) (satisfactorily) gutyou did well to come — gut, dass du gekommen bist
you would do well to... — Sie täten gut daran, zu...
you're well out of it — es ist gut, dass du damit nichts mehr zu tun hast
2) (thoroughly) gründlich [trocknen, polieren, schütteln]; tüchtig [verprügeln]; genau [beobachten]; gewissenhaft [urteilen]be well able to do something — durchaus od. sehr wohl in der Lage sein, etwas zu tun
I'm well aware of what has been going on — mir ist sehr wohl klar od. bewusst, was sich abgespielt hat
let or leave well alone — sich zufrieden geben
well out of sight — (very far off) völlig außer Sichtweite (of Gen.)
I know only too well how/what etc.... — ich weiß nur zu gut, wie/was usw....
3) (considerably) weithe is well past or over retiring age — er hat schon längst das Rentenalter erreicht
he is well past or over forty — er ist weit über vierzig
be well away — (lit. or fig.) einen guten Vorsprung haben; (coll.): (be drunk) ziemlich benebelt sein (ugs.)
4) (approvingly, kindly) gut, anständig [jemanden behandeln]think well of somebody/something — eine gute Meinung von jemandem/etwas haben
speak well of somebody/something — sich positiv über jemanden/etwas äußern
5) (in all likelihood) sehr wohl6) (easily) ohne weiteresyou cannot very well refuse their help — du kannst ihre Hilfe nicht ohne weiteres od. nicht gut ausschlagen
7)as well — (in addition) auch; ebenfalls; (as much, not less truly) genauso; ebenso; (with equal reason) genauso gut; ebenso gut; (advisable) ratsam; (equally well) genauso gut
Coming for a drink? - I might as well — Kommst du mit, einen trinken? - Warum nicht?
that is [just] as well — (not regrettable) um so besser
it was just as well that I had... — zum Glück hatte ich...
A as well as B — B und auch [noch] A
3. adjectiveas well as helping or (coll.) help me, she continued her own work — sie half mir und machte dabei noch mit ihrer eigenen Arbeit weiter
1) (in good health) gesundHow are you feeling now? - Quite well, thank you — Wie fühlen Sie sich jetzt? - Ganz gut, danke
2) pred. (satisfactory)all's well that ends well — (prov.) Ende gut, alles gut
all is not well with somebody/something — mit jemandem/etwas ist etwas nicht in Ordnung
[that's all] well and good — [das ist alles] gut und schön
3) pred. (advisable) ratsam* * *adj.gesund adj.gut adj.gänzlich adj.wohl adj. expr.Nun! ausdr.gänzlich ausdr.wohl ausdr. n.Brunnen - m. -
56 know the ropes
(to understand the detail and procedure of a job etc.) sich auskennen* * *expr.die Schliche kennen ausdr.die Spielregeln kennen ausdr. -
57 acquainted
1) ( with person)to be \acquainted [with sb] [mit jdm] bekannt sein;to get better \acquainted sich besser [o näher] kennen lernen2) ( with facts)to be \acquainted with sth mit etw dat vertraut sein; -
58 limit
lim·it [ʼlɪmɪt] nhow many may I take? - there's no \limit, take as many as you want wie viele darf ich nehmen? - das ist egal, nimm' so viele du willst;what's the \limit on how many bottles of wine you can bring through customs? wie viele Flaschen Wein darf man maximal zollfrei einführen?;there's no \limit to her ambition ihr Ehrgeiz kennt keine Grenzen [o ist grenzenlos];to overstep the \limit zu weit gehen;to reach the \limit of one's patience mit seiner Geduld am Ende seincity \limits Stadtgrenzen fthat's my \limit! mehr schaffe ich nicht!;I won't have anymore - I know my \limit! danke, das reicht, mehr vertrage ich nicht!;\limits plto know no \limits keine Grenzen kennen;to know one's \limits seine Grenzen kennen;to reach one's \limit an seine Grenze[n] kommenage \limit Altersgrenze f;weight \limit Gewichtsbeschränkung f;spending \limits Ausgabenlimit nt5) ( speed) [zulässige] Höchstgeschwindigkeit;PHRASES:to be the \limit die Höhe [o der Gipfel] sein;to be off \limits [to sb] ( esp Am) [für jdn] gesperrt sein;off \limits (Am) Zutritt verboten;within \limits in Grenzen;without \limits ohne Grenzen, schrankenlos vt1) ( reduce)to \limit sth etw einschränken;to \limit the amount of food die Nahrungsmenge reduzieren2) ( restrict)to \limit sth to sth etw auf etw akk begrenzen;I've been asked to \limit my speech to ten minutes maximum man hat mich gebeten, meine Rede auf maximal zehn Minuten zu beschränken;to \limit sb jdn einschränken;having so little money to spend on an apartment does \limit you wenn man nur so wenig für eine Wohnung ausgeben kann, hat man keine große Wahl -
59 acquaint
transitive verb* * *[ə'kweint]1) (to make (usually oneself) familiar( with): You must acquaint yourself with the routine of the office.) (sich) vertraut machen•- academic.ru/529/acquaintance">acquaintance- be acquainted with
- make someone's acquaintance* * *ac·quaint[əˈkweɪnt]vt* * *[ə'kweɪnt]vt1) (= make familiar) bekannt machento be acquainted/thoroughly acquainted with sth — mit etw bekannt/vertraut sein
to be acquainted with grief —
he's well acquainted with the situation — er ist mit der Situation vertraut
to become acquainted with sth — etw kennenlernen; facts, truth etw erfahren
2)we're not acquainted — wir kennen einander or uns nicht
* * *acquaint [əˈkweınt] v/t* * *transitive verbacquaint somebody/oneself with something — jemanden/sich mit etwas vertraut machen
* * *v.bekannt machen ausdr.bekanntmachen (alt.Rechtschreibung) v.mitteilen v. -
60 acquaintance
noun1) no pl. Vertrautheit, dieacquaintance with somebody — Bekanntschaft mit jemandem
2) (person) Bekannte, der/die* * *1) (a person whom one knows slightly.) der/die Bekannte(r)2) ((with with) knowledge: My acquaintance with the works of Shakespeare is slight.) die Kenntnis* * *ac·quaint·ance[əˈkweɪntən(t)s]nsb's \acquaintances jds Bekanntenkreisto make sb's \acquaintance [or the \acquaintance of sb] jds Bekanntschaft machen* * *[ə'kweIntəns]n1) (= person) Bekannte(r) mfwith +gen); (intimate, with sorrow etc) Vertrautheit fto make sb's acquaintance, to make the acquaintance of sb — jds Bekanntschaft machen
I have some acquaintance with Italian wines — ich kenne mich mit italienischen Weinen einigermaßen aus
it improves on acquaintance —
perhaps he'll improve on acquaintance — vielleicht gefällt er uns etc besser, wenn wir etc ihn erst einmal näher kennenlernen
See:→ academic.ru/89481/nodding">nodding* * *1. Bekanntschaft f:keep up an acquaintance with sb Umgang mit jemandem haben;make sb’s acquaintance jemanden kennenlernen, jemandes Bekanntschaft machen;have some acquaintance with German brauchbare Deutschkenntnisse haben3. Bekanntschaft f:a) Bekannte(r) m/f(m)b) Bekanntenkreis m:an acquaintance of mine eine(r) meiner Bekannten* * *noun1) no pl. Vertrautheit, die2) (person) Bekannte, der/die* * *n.Bekanntschaft f.
См. также в других словарях:
Kennen — Kennen … Deutsch Wörterbuch
Kennen — Kênnen, verb. irreg. neutr. Imperf. ich kannte; Conj. kennete; Mittelw. gekannt. Es bekommt das Hülfswort haben, erfordert allemahl die vierte Endung der Sache, und ist in einer doppelten Hauptbedeutung üblich. 1. Eine klare, besonders sinnliche… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
kennen — V. (Grundstufe) mit jmdm., etw. bekannt sein Beispiel: Ich kenne dieses Wort nicht. Kollokation: jmdn. vom Sehen kennen kennen V. (Aufbaustufe) (immer mit einer Verneinung) etw. nie erfahren und deswegen nicht wissen, wie etw. ist Beispiele: Die… … Extremes Deutsch
kennen — Vsw std. (9. Jh., bikennen 8. Jh.), mhd. kennen, ahd. kennen Stammwort. Meist in Präfigierungen (bi , ir ), as. (ant ) kennian aus g. * kann eja Vsw. kennen machen, kennenlernen , auch in gt. kannjan bekannt machen , anord. kenna bekannt machen,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
kennen — kennen: Mhd. kennen »erkennen; kennen«, ahd. (in Zusammensetzungen) chennan, got. kannjan »bekannt machen, kundtun«, aengl. cennan »kundtun, bestimmen, erklären«, schwed. känna »kundtun, unterweisen; erkennen; kennen« gehen auf germ. *kannjan… … Das Herkunftswörterbuch
kennen — kennen, kennt, kannte, hat gekannt 1. Kennen Sie hier in der Nähe ein gemütliches Café? 2. Kennen Sie diese Frau? – Nein, leider nicht. 3. Kennen Sie Berlin? – Ja, eine tolle Stadt … Deutsch-Test für Zuwanderer
kennen — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • wissen • können Bsp.: • Ich kenne ihn nur dem Namen nach. • Ich wusste das richtige Wort nicht. • Ich weiß, dass du dich nicht gut orientieren kannst. • … Deutsch Wörterbuch
kennen — obs. form of kenning n … Useful english dictionary
kennen — drauf haben (umgangssprachlich); verstehen; überblicken; wissen; nachvollziehen; über Kenntnisse verfügen; Kontakt haben (zu jm.); (jm.) bekannt (sein) * * * ken|nen [ kɛnən], kannte, gekannt <itr.; hat: 1. Kenntnis von etwas h … Universal-Lexikon
kennen — kẹn·nen; kannte, hat gekannt; [Vt] 1 jemanden / sich / etwas kennen (durch eigene Erfahrungen oder durch jemandes Hinweise) Informationen über jemanden / sich / etwas haben, besonders über die charakteristischen Eigenschaften <jemandes… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Kennen — 1. Allen, die mich kennen und meinem Namen gönnen, denen gebe Gott, was sie mir gönnen. – Hertz, 16. Hausinschrift zwischen Kassel und Korbach. 2. Den man nicht kennt, dem folgt man nicht gern. – Henisch, 1171, 33; Petri, II, 79. 3. Der sich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon