-
1 stripling
-
2 sprout
n. spruitje, scheut; jongen (slang)--------v. (uit)spruiten, uitlopen, opschieten; doen uitspruiten of opschietensprout1[ spraut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 spruit ⇒ loot, scheut————————sprout2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 whizzkid
whizzkid, whizkid1 briljant jongmens ⇒ genie, wonder -
4 young 'un
-
5 young
adj. jong; aan het begin; vers; nieuw, zojuist gearriveerd--------n. jongen (v. dier); jeugdyoung1[ jung] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 with young • drachtig, zwanger————————young2〈bijvoeglijk naamwoord; younger [junggə]〉1 jong ⇒ pasgeboren, klein; nieuw, vers, fris4 jeugdig♦voorbeelden:1 young child • klein kind, kindjea young family • een gezin met kleine kinderenyoung fry • klein grutyoung and old • jong en oud3 young Smith • Smith junior, de jonge Smiththe younger Smith, Smith the younger • de jongere/jongste Smith4 one's young day(s) • iemands jonge tijd/jaren¶ young blood • nieuw/vers bloed, nieuwe ideeën/mensenyoung lady • schat, lieveling〈 politiek〉 Young Turk • revolutionair, rebelyoung turk • wildebras -
6 youngster
n. jong; jonger(en); kind; jong dier; een lage officier (in de marine)[ jungstə]
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Все языки
- Африкаанс
- Нидерландский