-
1 belediging
3 [juridisch] defamation (of character)♦voorbeelden:1 een grove/zware belediging • a gross/serious insulteen belediging moeten slikken/incasseren • have to swallow an insult3 belediging van een ambtenaar in functie • insulting behaviour towards an official 〈 tegenover politieagent door arrestant ook〉 obstructing a police officer in the execution of his duty -
2 affront
n. affront, insult, offense -
3 affronteren
v. affront, insult, offend -
4 beledigen
v. offend, insult, affront -
5 belediging
n. insult, affront, offense, abuse -
6 froisseren
v. offend, insult; be strident, injure the senses -
7 geraaktheid
n. emotion, sentiment; insult, offense -
8 honen
v. insult, taunt, flout, jeer -
9 krenken
v. offend, give offence, give offense, hurt, hurt deeply, hurt smb.'s feelings, wound, derange, outrage, insult -
10 beantwoorden
2 [geheel overeenkomen met] answer (to)♦voorbeelden:aan een doel beantwoorden • answer a purposeaan al de vereisten beantwoorden • meet all the requirementsniet beantwoorden aan de verwachtingen • fall short of expectationsII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [antwoord geven op] answer ⇒ 〈met betrekking tot brief/argument/rede ook〉 reply to 〈 meestal niet met betrekking tot vraag〉, 〈 gevoelens ook〉 respond to, 〈 gevoelens ook〉 reciprocate, 〈 vergelden〉 retaliate♦voorbeelden:een belediging met stilzwijgen beantwoorden • ignore an insult -
11 beledigen
2 [in strijd zijn met] offend♦voorbeelden:zich beledigd achten/voelen door • be/feel offended bygauw beledigd zijn • be quick to take offencemevrouw was weer eens beledigd • Her Ladyship had gone off in a huff again -
12 een belediging kunnen incasseren
een belediging kunnen incasserenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een belediging kunnen incasseren
-
13 een belediging met stilzwijgen beantwoorden
een belediging met stilzwijgen beantwoordenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een belediging met stilzwijgen beantwoorden
-
14 een belediging moeten slikken/incasseren
een belediging moeten slikken/incasserenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een belediging moeten slikken/incasseren
-
15 een grove/zware belediging
een grove/zware belediginga gross/serious insultVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een grove/zware belediging
-
16 een persoonlijke belediging
een persoonlijke beledigingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een persoonlijke belediging
-
17 iemand ongewild beledigen
iemand ongewild beledigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand ongewild beledigen
-
18 iemand onopzettelijk beledigen
iemand onopzettelijk beledigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand onopzettelijk beledigen
-
19 iemand opzettelijk beledigen
iemand opzettelijk beledigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand opzettelijk beledigen
-
20 incasseren
♦voorbeelden:hij moest al de klachten incasseren • he was on the receiving end of all the complaintsklappen incasseren • take a beating
- 1
- 2
См. также в других словарях:
INSULT — INSULT, disparagement or defamation of the character or injury to the feelings of another (Heb. boshet, ona at devarim, halbanat panim, hoẓa at shem ra). The rabbis of the Talmud distinguished between two main types of insult: that which causes… … Encyclopedia of Judaism
Insult — In*sult , v. i. 1. To leap or jump. [1913 Webster] Give me thy knife, I will insult on him. Shak. [1913 Webster] Like the frogs in the apologue, insulting upon their wooden king. Jer. Taylor. [1913 Webster] 2. To behave with insolence; to exult.… … The Collaborative International Dictionary of English
Insult — In sult, n. [L. insultus, fr. insilire to leap upon: cf. F. insulte. See {Insult}, v. t.] [1913 Webster] 1. The act of leaping on; onset; attack. [Obs.] Dryden. [1913 Webster] 2. Gross abuse offered to another, either by word or act; an act or… … The Collaborative International Dictionary of English
Insult — In*sult , v. t. [imp. & p. p. {Insulted}; p. pr. & vb. n. {Insulting}.] [F. insulter, L. insultare, freq. fr. insilire to leap into or upon; pref. in in, on + salire to leap. See {Salient}.] [1913 Webster] 1. To leap or trample upon; to make a… … The Collaborative International Dictionary of English
insult — vb affront, outrage, *offend Analogous words: humiliate, humble, debase, degrade, *abase: flout, *scoff, jeer, gird, gibe, fleer, sneer: mock, taunt, deride, *ridicule Antonyms: honor Contrasted words: gratify, *pl … New Dictionary of Synonyms
insult — [n] hateful communication abuse, affront, aspersion, black eye*, blasphemy, cheap shot*, contempt, contumely, derision, despite, discourtesy, disdainfulness, disgrace, disrespect, ignominy, impertinence, impudence, incivility, indignity,… … New thesaurus
insult — ► VERB ▪ speak to or treat with disrespect or abuse. ► NOUN 1) an insulting remark or action. 2) a thing so worthless or contemptible as to be offensive: the pay offer is an absolute insult. ORIGIN Latin insultare jump or trample on … English terms dictionary
insult — [in sult′; ] for n. [ in′sult΄] vt. [MFr insulter < L insultare, to leap upon, scoff at, insult < in , in, on + saltare, freq. of salire, to leap: see SALIENT] 1. to treat or speak to with scorn, insolence, or great disrespect; subject to… … English World dictionary
Insult — (Insultation, v. lat.), 1) muthwilliger Angriff; 2) Beschimpfung; 3) Beleidigung; daher Insultiren, übermüthig begegnen, verhöhnen, beschimpfen, beleidigen … Pierer's Universal-Lexikon
Insult — (Insultation), beleidigender Anfall, Beschimpfung, Beleidigung; insultieren, gröblich beleidigen, beschimpfen, verhöhnen … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Insúlt — Insúlt, Insultation (lat.), beleidigender Angriff, Beschimpfung; in der Medizin s.v.w. Anfall, Paroxismus, auch äußere Verletzung; insultieren, gröblich beleidigen, beschimpfen, verhöhnen … Kleines Konversations-Lexikon