-
1 Einkauf
Einkauf〈m.〉♦voorbeelden: -
2 einkaufen
einkaufenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈informeel; sport en spel〉aankopen, contracteren -
3 Bezugsquelle
-
4 Einkäufe tätigen
-
5 Großeinkauf
-
6 einholen
einholen1 inkopen, boodschappen doenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 inhalen, binnenhalen4 trachten te verkrijgen, inwinnen♦voorbeelden: -
7 groß
groß1〈bijvoeglijk naamwoord; größer, (am) größt(en)〉♦voorbeelden:das ist ganz große Mode • dat is de grote mode〈 figuurlijk〉 die Großen der Welt • de grote heren, de grote lui, de groten der aardeunsere Große • onze grootste dochter, oudsteunser Großer, Größter • onze oudste (zoon, jongen)〈 informeel〉 das war ganz groß! • dat was geweldig, fantastisch!im Rechnen ist er groß • wat rekenen betreft is hij een hele pietim Großen betrachtet, gesehen • over het algemeen beschouwd, globaal genomenim Großen (und) Ganzen • over het geheel genomen, in het algemeenim Großen einkaufen • in het groot inkopenim Großen handeln • in het groot handelen, (een) groothandel drijven〈 figuurlijk〉 groß und breit • lang en breed, uitvoerig————————groß2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 eine groß angelegte Aktion • een groots opgezette, grootscheepse actiejemanden groß anblicken, ansehen • iemand met grote ogen aankijkenwas ist da groß zu sagen? • wat moet je daar nou op zeggen?was ist das schon groß? • wat is daar nou aan? -
8 im Großen einkaufen
im Großen einkaufen -
9 kaufen
kaufen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Auge — 1. Ab Auge, ab Herz. (Luzern.) 2. Als das aug erfüllet, so ist dem bauch genug gethan. – Henisch, 152. 3. An den Augen sieht man, was einer ist und was er kann. 4. An den augen tevblein vnd in den hertzen tevflein. – Trymberg, Renner, um das Jahr … Deutsches Sprichwörter-Lexikon