-
1 to stratify
indelen -
2 to arrange
indelenopstellenopzettenrangschikkenregelenvaststellen -
3 to layout
indeleninrichten -
4 format
n. opmaak. vormgeving; vorm; ontwerp; organisatievorm van gegevens (in computers); formaat--------v. formatteren (in computers - formatteren, een diskette of harde schijf indelen, lege sporen schrijven op een schijf)format1[ fo:mæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (boek)formaat ⇒ afmeting, grootte♦voorbeelden:2 the programme was broadcast in a new format • het programma werd in een nieuwe formule uitgezonden————————format2 -
5 attach
v. vastmaken, verbinden; hechten; toevoegen, bijvoegen; aanhechten[ ətætsj]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)hechten ⇒ vastmaken, verbinden, toevoegen♦voorbeelden:deeply attached to her brother • zeer aan haar broer gehechtattach too much importance to something • ergens te zwaar aan tillenattach oneself to a group • zich bij een groep aansluitenattach oneself to something/someone • zich aan iets/iemand hechten -
6 class
n. klas, klasse, classificeren; afdeling, onderverdeling (ook in computers); (in computers) een informatie systeem dat ook gerubriceerde informatie verwerkt--------v. klassifiserenclass1[ kla:s]1 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; vaak meervoud met enkelvoud betekenis〉 stand ⇒ (maatschappelijke) klasse2 rang ⇒ klas(se), soort, kwaliteit♦voorbeelden:not in the same class • niet te vergelijken met→ upper upper/1 les ⇒ lesuur, college, cursus1 stijl ⇒ distinctie, cachet————————class21 eersteklas ⇒ prima, van klasse♦voorbeelden:————————class3〈 werkwoord〉1 plaatsen ⇒ indelen, classificeren♦voorbeelden:class with • over één kam scheren met -
7 classify
v. selecteren; als geheim classificeren[ klæsiffaj] 〈 classified〉1 indelen ⇒ rubriceren, classificeren -
8 distinguish
v. onderscheiden; onderscheid maken[ distinggwisj]♦voorbeelden:¶ distinguish between • onderscheid maken tussen, uit elkaar houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:distinguish A from B • A van B onderscheiden4 these birds are distinguished by their brilliant colours • deze vogels onderscheiden zich door hun felle kleuren -
9 divide
n. waterscheiding--------v. (zich) verdelen; stemmendivide1[ divvajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉→ great great/————————divide2♦voorbeelden:4 finally the House divided and rejected the bill • ten slotte stemde het Lagerhuis en verwierp het wetsontwerpII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 delen ⇒ in delen splitsen, indelen2 scheiden♦voorbeelden:the profits were divided among the shareholders • de winst werd onder de aandeelhouders verdeeld4 how much is 18 divided by 3? • hoeveel is 18 gedeeld door 3? -
10 draft
n. klad; ontwerp; (geld) opnemen (in de bank); opkomen; eenheid; tocht--------v. ontwerpen, schetsen, kladje makendraft1[ dra:ft] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klad(je) ⇒ concept, schets3 → draught draught/♦voorbeelden:by draft • per wissel————————〈 werkwoord〉1 ontwerpen ⇒ schetsen, een klad(je) maken van♦voorbeelden: -
11 formatting
n. (in computers) formatteren, het indelen van een diskette of harde schijf, lege sporen schrijven op een schijf; (in computers) ontwerp, bepalen van het ontwerp wat er op het beeldscherm te zien is[ fo:mæting] 〈 computer〉 -
12 gerrymander
n. Knoeien met indeling van kiesdistrict (om een bepaalde kandidaat voorsprong te geven)--------v. Knoeierij (voornamelijk met betrekking tot indeling in kiesdistricten)gerrymander1[ dzjerriemændə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————gerrymander2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 insert
n. inlas; inlegvel, bijvoegsel (bij krant, boek)--------v. invoegen, binnendringen; indelen; vastzetten; inplanten (in computers)insert1[ insə:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 tussenvoegsel ⇒ bijlage, inzetstuk————————insert2♦voorbeelden: -
14 lay out
n. (Slang) uitrusting gebruikt voor het toedienen van geneesmiddelenlay out1 spenderen ⇒ uitgeven, investeren2 〈 informeel〉 neerslaan ⇒ buiten westen/tegen de vlakte slaan; 〈 in het bijzonder sport〉 uitschakelen, neerleggen3 rangschikken ⇒ indelen, vormgeven; 〈 in het bijzonder drukwezen〉 opmaken, de lay-out/opmaak verzorgen van -
15 map out
map outin kaart brengen; 〈 figuurlijk〉plannen, indelen -
16 map
n. kaart (bij geografie), landkaart, plattegrond--------v. inkaarten; plannenmap1[ mæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kaart♦voorbeelden:put on the map • de aandacht vestigen op————————map2〈werkwoord; mapped〉♦voorbeelden:I've got my whole future mapped out for me • mijn hele toekomst is al uitgestippeld -
17 pagination
n. paginatie (ook in computers); (in computers) het indelen van een dokument in pagina's in de tekstverwerker[ pædzjinneesjn] -
18 partition
n. afscheiding (ook in computers); verdeling; (in computers) verdeling, een logische verdeling van de opslagruimte op de harde schijf--------v. delen, verdelen; afscheidenpartition1[ pa:tisjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 deel ⇒ ruimte, sectie————————partition2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 plot
n. intrige, plot; inhoud van een verhaal; ; plattegrond; stuk grond, terrein, perceel--------v. beschuldigen; plotten; (tabel) invullen, schetsenplot1[ plot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stuk(je)/lap(je) grond ⇒ perceel————————plot2〈 plotted〉1 samenzweren ⇒ intrigeren, plannen/een complot smedenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
20 rank
adj. geil, grof--------n. rang, stand; rij; kolom--------v. indelen naar rang; graderenrank1[ rængk]1 rij ⇒ lijn, reeks♦voorbeelden:2 the rank and file • de manschappen 〈 met inbegrip van de onderofficieren〉; 〈 figuurlijk〉 de gewone manjoin the ranks of the unemployed • zich voegen bij het leger van werklozenthe lieutenant was reduced to the ranks • de luitenant werd tot gewoon soldaat gedegradeerdhe had risen from the ranks through study • door studie had hij zich opgewerkt♦voorbeelden:raised to the rank of major • tot (de rang van) majoor bevorderda playwright of the first rank • een van de allerbeste toneelschrijvers————————rank2〈 rankness〉3 stinkend ⇒ sterk (riekend), scherp (smakend)4 stuitend ⇒ smerig, grof♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 absoluut ⇒ onmiskenbaar, duidelijk♦voorbeelden:rank injustice • schreeuwende onrechtvaardigheidrank nonsense • kklare onzin————————rank33 〈 juridisch, economie〉 bevoorrecht zijn 〈 van schuldeiser〉 ⇒ in aanmerking komen voor, aanspraak maken op♦voorbeelden:rank as • gelden als3 I hope that my shares will rank for the next dividend • ik hoop dat mijn aandelen voor de volgende dividenduitkering in aanmerking komenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 plaatsen ⇒ neerzetten, rangschikken♦voorbeelden:
- 1
- 2