-
1 iemand op zijn nummer zetten
iemand op zijn nummer zettenremettre qn. à sa place -
2 iemand op zijn nummer zetten
iemand op zijn nummer zettenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand op zijn nummer zetten
-
3 nummer
2 [persoon, zaak] number6 [sport] event♦voorbeelden:nummer één van de klas zijn • be top of one's class2 een nummer van een krant/tijdschrift • a newspaper edition, a number/issue of a periodicaleen oud nummer • a back issue/numberin deze maatschappij is ieder mens een nummer • people are mere numbers in this societynummer één zijn bij een wedstrijd • come first in a race/competitionnummer honderd • the smallest room4 een nummer brengen • do a routine/an act5 zij/hij is een mooi nummer • she's/he's quite a character -
4 nummer
♦voorbeelden:een nummer draaien • composer un numéroin deze maatschappij is ieder mens een nummer • dans cette société l'individu n'est qu'un numéroiets van een nummer voorzien • numéroter qc.de winnende nummers • les numéros gagnantsschrijven onder nummer x • écrire sous la référence xnummer één van de klas zijn • être le premier, la première de (la) classeik woon op nummer twaalf • j'habite au douzeiemand op zijn nummer zetten • remettre qn. à sa place -
5 Kopf
〈m.; Kopf(e)s, Köpfe〉3 hoofd, kop ⇒ wil, zin7 hoofd, kop ⇒ titel, opschrift8 hoofd, kop ⇒ begin(stuk), boveneinde♦voorbeelden:sich die Köpfe heiß reden • heftig discussiërenKopf und Kragen riskieren • alles op het spel zetten〈 informeel〉 Kopf hoch! • kop op!die Menge stand Kopf an Kopf • je kon over de hoofden lopen〈informeel; schertsend〉 jemandem auf den Kopf spucken können • een stuk groter zijn dan iemand andersalles auf den Kopf stellen • (a) de hele zaak door elkaar halen; (b) de hele zaak verkeerd voorstellender Ruhm ist ihm in den Kopf gestiegen • de roem is hem naar het hoofd gestegenmit seinem Kopf für etwas einstehen • volledig voor iets instaanmit bloßem Kopf • blootshoofdspro Kopf • per persoon, per hoofd〈 figuurlijk〉 er ist seinen Eltern über den Kopf gewachsen • hij laat zich niks meer vertellen door zijn oudersbis über den Kopf in Schulden stecken • tot over de oren in de schulden stekenvon Kopf bis Fuß • van top tot teender Erfolg ist ihm zu Kopf gestiegen • het succes is hem naar het hoofd gestegen〈informeel; schertsend; figuurlijk〉 jemandem den Kopf zwischen die Ohren setzen • iemand op zijn nummer zettenKopf oder Zahl • kruis of munteinen kühlen Kopf bewahren • het hoofd koel houdenseinen Kopf aufsetzen • per se zijn zin willen hebbenseinen Kopf durchsetzen • zijn zin doordrijvendanach steht mir der Kopf nicht • daar heb ik geen zin in〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas durch den Kopf gehen lassen • zijn gedachten over iets laten gaanim Kopf rechnen • uit het hoofd (uit)rekenen4 die Besatzung war 100 Köpfe stark • de bemanning telde, bestond uit 100 koppen -
6 remettre
remettre [rəmetr]1 weer op zijn plaats zetten ⇒ opnieuw, weer leggen, weer zetten2 overhandigen ⇒ ter hand stellen, (terug)geven, overdragen3 uitstellen ⇒ opschorten, verdagen♦voorbeelden:remettre qn. à sa place • iemand op zijn nummer zettenremettre à neuf une maison • een huis opknappen, restaurerenremettre qc. en esprit, en mémoire • iets in herinnering brengen1 weer gaan zitten, staan, liggen ⇒ zich weer neerzetten♦voorbeelden:se remettre avec qn. • weer goede vrienden worden met iemandallons, remettez-vous • kom, kom tot jezelfv1) terugleggen3) uitstellen5) weer aandoen7) overdoen8) herkennen -
7 Nase
Nase〈v.; Nase, Nasen〉2 neusvis, sneep♦voorbeelden:〈 informeel〉 von etwas, jemandem die Nase (gestrichen) voll haben • van iets, iemand zijn buik vol hebbenüber jemanden, etwas die Nase rümpfen • voor iemand, iets de neus ophalen〈 informeel〉 immer der Nase nach • je neus altijd maar achterna, altijd maar rechtuitsich 〈 3e naamval〉 erst einmal frischen Wind um die Nase wehen lassen • eerst eens rondkijken, ervaring opdoen -
8 Mund
〈m.; Mund(e)s, Münder〉2 opening, ingang, mond♦voorbeelden:〈 informeel〉 Mund zu! • mond houden!aus berufenem Munde • uit betrouwbare bronjemandem das Wort aus dem Mund nehmen • iemand de woorden uit de mond nemenein Wort dauernd im Mund führen • een woord voortdurend in de mond hebben, gebruikenin aller Munde sein • op ieders lippen zijnin aller Leute Munde sein • bij iedereen over de tong gaanjemandem nach dem, zum Mund reden • iemand naar de mond pratenvon der Hand in den Mund leben • van de hand in de tand leven¶ 〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 den Mund fransig, fusselig reden • zich de blaren op de mond praten, (vergeefs) op iemand inpratenjemandem den Mund verbieten • iemand beletten te spreken -
9 remettre qn. à sa place
remettre qn. à sa placeiemand op zijn plaats zetten, terechtwijzen————————remettre qn. à sa place -
10 Marsch
Marsch1〈m.; Marsch(e)s, Märsche〉♦voorbeelden:1 jemanden in Marsch setzen • (a) iemand ergens op af sturen; (b) iemand in actie brengen, activerensich in Marsch setzen • zich in beweging zetten————————Marsch2〈v.; Marsch, Marschen〉1 mars, marsland, -grond -
11 paquet
paquet [paake]〈m.〉1 pak(je) ⇒ pakket, bundel2 massa ⇒ hoop, bom♦voorbeelden:toucher un joli paquet • een aardig sommetje incasserendonner, lâcher son paquet à qn. • tegenover iemand uitpakken, iemand op zijn nummer zettenlâcher le paquet • doorslaan, bekennenmettre le paquet • alles op alles zettenrisquer le paquet • het erop wagenm1) pakje, pakket2) hoop -
12 besorgen
besorgen2 verzorgen, doen, zorgen voor ⇒ uitvoeren, afhandelen♦voorbeelden:2 〈 spreekwoord〉 was du heute kannst besorgen, das verschiebe nicht auf morgen • laat nimmer iets tot morgen staan, wat nog voor heden kan gedaan -
13 es jemandem besorgen
-
14 perch
n. stok; standplaats; veilige plaats--------v. zitten op een stok; zitten op een tak; landen (slang); neerzettenperch1[ pə:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:knock someone off his perch • iemand op zijn nummer zetten————————perch21 baars————————perch3II 〈overgankelijk werkwoord; voornamelijk als voltooid deelwoord〉♦voorbeelden: -
15 donner, lâcher son paquet à qn.
donner, lâcher son paquet à qn.tegenover iemand uitpakken, iemand op zijn nummer zettenDictionnaire français-néerlandais > donner, lâcher son paquet à qn.
-
16 get/have the laugh of/on someone
get/have the laugh of/on someone -
17 knock someone off his perch
-
18 laugh
n. lach; glimlach; vermaak; uitlachen--------v. lachen; met lachen uitdrukken; glimlachen; grappenmaken; uitlachen; toelachenlaugh1[ la:f] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 lach ⇒ manier van lachen, lachje♦voorbeelden:3 for laughs • voor de gein/lolget/have the laugh of/on someone • iemand op zijn nummer zetten————————laugh21 lachen2 in de lach schieten ⇒ moeten/beginnen te lachen♦voorbeelden:→ laugh at laugh at/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lachend uiten/zeggen2 belachelijk maken ⇒ uitlachen, weglachen♦voorbeelden:laugh off • met een lach/grapje afdoen¶ laugh oneself sick • zich ziek/dood/een ongeluk lachen〈 spreekwoord〉 laugh and the world laughs with you; cry and you cry alone • vrolijke mensen hebben altijd veel vrienden om zich heen; treurige mensen worden gemeden→ laugh away laugh away/ -
19 deckeln
-
20 jemandem den Kopf zwischen die Ohren setzen
jemandem den Kopf zwischen die Ohren setzenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem den Kopf zwischen die Ohren setzen
- 1
- 2