-
1 een bezoek bij iemand brengen
een bezoek bij iemand brengenrendre visite à qn. -
2 bezoek
♦voorbeelden:1 een bezoek afleggen • faire une visite (à qn.)een bezoek bij iemand brengen • rendre visite à qn.bezoek hebben • avoir du mondebezoek krijgen • recevoir du mondeop bezoek gaan • aller en visite (chez qn.) -
3 aangaan
1 [gaan in de richting van] aller (vers)2 [+ bij][een bezoek brengen] passer (chez)3 [beginnen] commencer4 [in werking treden] s'allumer5 [horen] convenir♦voorbeelden:1 achter iemand, iets aangaan • essayer de rattraper qn., qc.; 〈 figuurlijk〉 partir à la recherche de qn., de qc.op huis aangaan • se rendre à la maisonII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [beginnen met] engager3 [betreffen] concerner4 [ter harte gaan] toucher♦voorbeelden:wat die kwestie aangaat • en ce qui concerne cette affaire4 wat gaat mij dat aan? • qu'est-ce que cela peut me faire? -
4 bezoeken
2 [(iets) gaan zien, horen] visiter3 [geregeld ergens heen gaan] fréquenter♦voorbeelden:vreemde landen bezoeken • visiter des pays étrangers
Перевод: со всех языков на французский
с французского на все языки- С французского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский