Перевод: со всех языков на нидерландский

iemand+de+moed+doen+verliezen

1 affaiblir

affaiblir [aafeeblier]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 verzwakken

2 doen afnemen ⇒ verzwakken, verminderen

♦voorbeelden:

2    affaiblir l'autorité • het gezag aantasten

affaiblir le courage de qn. • iemand de moed doen verliezen

II s'affaiblir 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zwakker worden ⇒ afnemen, minder worden

♦voorbeelden:

1    le bruit s'affaiblit • het geluid sterft weg

1. v
verzwakken, ontkrachten
2. s'affaiblir
v

zwakker worden, afnemen

Dictionnaire français-néerlandais > affaiblir
2 affaiblir le courage de qn.

affaiblir le courage de qn.

iemand de moed doen verliezen

Dictionnaire français-néerlandais > affaiblir le courage de qn.
3 scare off

v. doen afschrikken, afschrikken, laten schrikken, verdrijven, iemand bang maken, iemand zijn moed laten verliezen

English-Dutch dictionary > scare off