-
1 établissement
établissement [eetaabliesmã]〈m.〉1 vestiging ⇒ instelling, invoering, installatie2 instelling ⇒ onderneming, firma♦voorbeelden:1. m1) vestiging, installatie, invoering2) instelling, firma3) vaststelling2. établissementsm pl -
2 loi
loi [lwaa]〈v.〉1 wet2 (bindende) regel ⇒ voorschrift, norm3 gezag ⇒ macht, heerschappij♦voorbeelden:loi de finances • miljoenennota, (wet op de) rijksbegrotinghomme de loi • juristloi martiale • standrechtavoir la loi pour soi • het recht aan z'n zijde hebbendéposer une loi • een wet indienenc'est la loi et les prophètes • dat staat als een paal boven watermettre qn. hors la loi • iemand vogelvrij verklarentomber sous le coup de la loi • strafbaar zijnhors la loi • vogelvrij; wetteloosse faire une loi de • het zich tot plicht rekenen om3 la loi de la jungle, du plus fort • de wetten van de jungle, het recht van de sterkstedicter sa loi à qn., faire la loi à qn. • iemand de wet voorschrijvenfaire la loi • de baas zijnf -
3 incommode
incommode [ẽkommod]1 ongemakkelijk ⇒ onhandig, lastig (te hanteren)♦voorbeelden:2 établissements incommodes • inrichtingen die hinder veroorzaken, die onder de hinderwet vallen -
4 loi sur les établissements incommodes et insalubres
loi sur les établissements incommodes et insalubresDictionnaire français-néerlandais > loi sur les établissements incommodes et insalubres
-
5 établissement classé
établissement classé -
6 établissements incommodes
établissements incommodesinrichtingen die hinder veroorzaken, die onder de hinderwet vallenDictionnaire français-néerlandais > établissements incommodes
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский