-
1 compagnie
compagnie [kõpaanjie]〈v.〉2 (handels)maatschappij ⇒ compagnie, vennootschap♦voorbeelden:être de bonne compagnie • prettig in de omgang zijnaller de compagnie avec qn. • iemand vergezellenfausser compagnie à qn. • weggaan zonder iemand gedag te zeggenvoyager de compagnie • gezamenlijk reizenen compagnie de • in gezelschap van¶ compagnie de Jésus • Sociëteit, Gezelschap van Jezus, jezuïetenorde〈 informeel〉 salut la compagnie! • de mazzel, luitjes!l'illustre compagnie • de Académie françaisef1) gezelschap3) compagnie [leger]5) troep, kudde -
2 demoiselle
demoiselle [dəmwaazel]〈v.〉1 juffrouw♦voorbeelden:demoiselle d'honneur • bruidsmeisjedemoiselle de magasin • winkelmeisjedemoiselle du téléphone • telefoniste -
3 dame, demoiselle de compagnie
dame, demoiselle de compagnieDictionnaire français-néerlandais > dame, demoiselle de compagnie
-
4 demoiselle de compagnie
demoiselle de compagnie -
5 suivant
suivant1 [sŵievã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:1 au suivant! • wie volgt?le suivant • de volgende————————suivant2 [sŵievã]〈 voorzetsel〉1 volgens ⇒ overeenkomstig, naar♦voorbeelden: -
6 une suivante
une suivante
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский