-
1 spoor
I 〈de〉♦voorbeelden:II 〈 het〉♦voorbeelden:het spoor bijster zijn • 〈 jacht〉 avoir perdu la trace; 〈 weg kwijt〉 s'être égaré; 〈 niet meer weten wat te doen〉 être déroutéop het goede spoor zijn • être sur la bonne pisteop een verkeerd spoor zitten • être sur une mauvaise pistesporen achterlaten • laisser des tracessporen vertonen van iets • porter les traces de qc.〈 figuurlijk〉 iemands spoor volgen • suivre les traces de qn.iets, iemand op het spoor zijn • être sur la trace de qc., de qn.〈 figuurlijk〉 iemand op het spoor komen • dépister qn.3 iemand op het goede spoor brengen • mettre qn. sur la voiehet rechte spoor • la bonne voieiemand op een verkeerd spoor brengen • induire qn. en erreuriets per spoor verzenden • envoyer qc. par voie ferrée¶ geen spoor van … • pas l'ombre de …
Перевод: со всех языков на французский
с французского на все языки- С французского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский