-
1 croak
n. gekwaak--------v. kwaken (kikvorsen), krassen; het loodje leggen (sl.); met schorre stem zeggencroak1[ krook] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————croak21 kwaken 〈 door kikvorsen〉 ⇒ krassen 〈 onder meer door raven en kraaien〉; hees/schor zijn; (ontevreden) grommen, brommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op hese toon/met schorre stem zeggen/voorspellen -
2 quack
adj. zich voordoen als--------n. kwakzalver; kwak, gekwaak--------v. kwaken (eend); zich voordoen als (dokter, etc.), kwakzalvenquack1[ kwæk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————quack2〈 werkwoord〉 -
3 croaker
n. gekwaak; heesheid; slechte bode
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский