-
1 wail
n. weeklacht, jammerklacht, gehuil, gejoel; schel geluid; uitrdrukking van bezwaar of gramschap--------v. klagen, jammeren; loeien, een schel geluid makenwail1[ weel] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————wail2〈 werkwoord〉 -
2 blubber
adj. verhuild; olieachtig en opgeblazen--------n. walvissen spek; gegrien, gehuil--------v. grienen, huilenblubber1[ blubbə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 blubber ⇒ walvisspek; spek(laag)————————blubber2〈 werkwoord〉1 grienen ⇒ snotteren, janken♦voorbeelden:1 blubber something out • iets snikkend/jankend zeggen -
3 cry
n. kreet; leus; huilen; schreeuwen, roepen--------v. roepen; huilen; schreeuwencry1[ kraj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: cries〉1 kreet ⇒ (uit)roep, (ge)schreeuw, strijdkreet4 roep ⇒ smeekbede, appel5 leus ⇒ strijdleuze, devies, motto, slogan♦voorbeelden:→ far far/————————cry2〈 cried〉1 schreeuwen ⇒ jammeren, lamenteren♦voorbeelden:1 huilen ⇒ schreien, janken♦voorbeelden:〈 informeel〉 I'll give you something to cry about/for! • ik zal je leren huilen!cry oneself to sleep • zichzelf in slaap huilencry for something • om iets jengelen, om iets huilencry for joy • huilen van blijdschapcry over something • iets bewenencry with grief • huilen van verdriet2 cry(out) for help/mercy • om hulp/genade roepenthe fields are crying out for rain • het land schreeuwt om regencry (out) to someone • tegen iemand schreeuwen¶ cry something down • iets kleineren, iets afbreken〈 informeel〉 for crying out loud • allemachtig, in vredesnaamcry off • terugkrabbelen, er(gens) van afziencry something up • iets ophemelen/opsteken2 smeken♦voorbeelden:1 cry one's wares • zijn waren uitventen/aanprijzen -
4 crying
adj. hemeltergend; schreeuwend; in het oog springend--------n. gehuil[ krajjing]♦voorbeelden:a crying shame • een grof schandaal -
5 howl
n. gedicht van Allen Ginsberg (gepubliceerd in 1956)howl1[ haul] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gehuil ⇒ brul, gil♦voorbeelden:1 howls of derision • spot/hoongelach————————howl21 huilen ⇒ jammeren, krijsen♦voorbeelden:1 the wind howled • de wind gierde/loeidehowl with laughter • gieren van het lachenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 huilend/jammerend/gierend uiting geven aan♦voorbeelden:1 the speaker was howled down • de spreker werd weggehoond/overschreeuwd -
6 howling
adj. groots, enorm--------n. gehuil, gejank[ hauling]♦voorbeelden: -
7 yowl
n. gehuil, gejank--------v. huilen, jankenyowl1[ jaul] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————yowl2〈 werkwoord〉 -
8 blubberer
n. gegrien, gehuil -
9 heart-wrenching sob
hartbrekend gehuil -
10 heartbreaking sob
hartbrekend gehuil -
11 ululation
n. gehuil (van wolf of hond); gejammer
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский