-
1 esprit
esprit [esprie]〈m.〉1 geest ⇒ verstand, denkvermogen2 aard ⇒ geest, karakter♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 les beaux, grands esprits se rencontrent • twee zielen, één gedachte〈 spreekwoord〉 l'esprit est prompt, la chair est faible • de geest is gewillig, maar het vlees is zwakoù avais-je l'esprit? • waar was ik met mijn gedachten?avoir l'esprit, le bon esprit de faire qc. • op het (goede) idee komen iets te doenne pas avoir tous ses esprits • niet helemaal goed bij zijn hoofd zijnperdre l'esprit • zijn verstand verliezenreprendre, retrouver ses esprits • weer tot zichzelf komen; weer bijkomenvenir à l'esprit • invallenavoir l'esprit ailleurs • er niet met zijn gedachten bij zijndans mon esprit • naar mijn ideeen esprit, par l'esprit • in de geest, in gedachtenavoir l'esprit de corps • korpsgeest, groepsgevoel hebbenavoir l'esprit de décision • besluitvaardig zijnavoir l'esprit d'entreprise • ondernemingsgeest hebben, ondernemend zijnavoir l'esprit de l'escalier • nooit alert reagerenétat d'esprit • geestestoestandesprit d'initiative • ondernemingsgeestesprit de sacrifice • opofferingsgezindheidavoir l'esprit de suite • consequent zijnavoir l'esprit aventureux • avontuurlijk (van aard) zijnavoir bon esprit • van goeden wille zijnun grand esprit • een groot, edel mensil fait preuve de mauvais esprit • het ontbreekt hem aan goede wilc'est un petit esprit • hij heeft een klein denkraamcalmer les esprits • de gemoederen bedarenne pas avoir l'esprit à faire qc. • geen zin hebben iets te doenil nous traite dans un esprit de dénigrement • hij behandelt ons altijd op een denigrerende manieravoir de l'esprit • geestig zijnce n'est pas le moment de faire de l'esprit • het is nu het moment niet om leuk te zijnesprits frappeurs • klopgeestenEsprit Saint • Heilige Geestm1) geest, verstand2) aard, karakter3) geestigheid4) spook5) adem6) alcohol -
2 âme
âme [aam]〈v.〉1 ziel ⇒ geest, gemoed2 kern♦voorbeelden:être, errer comme une âme en peine • met zijn ziel onder zijn arm lopenâme soeur • verwante ziel, zielsverwantde toute son âme • met z'n hele wezenje n'ai pas rencontré âme qui vive! • ik ben geen sterveling tegengekomen!à fendre l'âme • hartverscheurendrendre l'âme • de geest gevendans l'âme • in hart en nierenune ville de plus de dix mille âmes • een stad van meer dan tienduizend zielenen mon âme et conscience • naar eer en gewetensans âme • gevoelloosêtre l'âme damnée de qn. • iemands kwade genius zijnf1) ziel2) geest, gemoed, innerlijk3) persoonlijkheid, karakter -
3 apparition
apparition [aapaariesjõ]〈v.〉2 (geest)verschijning ⇒ spook, geest♦voorbeelden:ne faire qu'une brève, courte apparition • zich slechts kort laten zienf1) verschijning2) spook -
4 clairvoyance
clairvoyance [klervwaajãs]〈v.〉1 helderheid (van geest) ⇒ scherpzinnigheid, scherpe blikfhelderheid (van geest), scherpe blik -
5 démon
démon [deemõ]〈m.〉1 duivel ⇒ kwade geest, kwelgeest2 geest ⇒ demon, genius♦voorbeelden:le démon de midi • verliefdheid op middelbare leeftijdcet enfant est un petit démon • dat kind is een echte rakkerc'est un vrai démon • het is de duivel zelveêtre habité du démon • van de duivel bezeten zijnfaire le démon • een hels kabaal makenle démon • Satanil a de l'esprit comme un démon • hij is verduiveld geestigm1) duivel2) demon -
6 évocation
évocation [eevokkaasjõ]〈v.〉f1) (het) voor de geest roepen, evocatie2) (het) oproepen, bezweren [geesten] -
7 évoquer
-
8 génie
génie [zĵeenie]〈m.〉3 aard ⇒ geest, karakter4 begaafdheid ⇒ talent, aanleg♦voorbeelden:mauvais génie • kwade genius, boze geestidée de génie • geniaal ideeavoir du génie • geniaal, zeer begaafd zijnavoir le génie des affaires • zakentalent hebbenle génie militaire • de geniem2) zinnebeeld3) aard, karakter4) talent5) genie -
9 moral
moral1 [morraal]〈m.〉♦voorbeelden:remonter, relever le moral à qn. • iemand een hart onder de riem stekense remonter le moral • zichzelf moed inspreken————————moral2 [morraal],moraux [morroo]♦voorbeelden:→ personne1. m1) moreel2) stemming2. adj1) moreel, zedelijk2) ethisch3) innerlijk, geest- -
10 pensée
pensée [pãsee]〈v.〉1 gedachte ⇒ denkbeeld, idee2 mening ⇒ opvatting, oordeel3 denkwijze ⇒ (het) denken, denkwereld4 bedoeling ⇒ plan, voornemen5 denkvermogen ⇒ geest, rede6 overdenking ⇒ overpeinzing, bespiegeling♦voorbeelden:la seule pensée de, que • alleen al de gedachte aan, datdire toute sa pensée • ronduit zeggen hoe men erover denktvenir à la pensée • in de geest opkomenen pensée, par la pensée • in gedachte, in verbeelding3 la libre pensée • de vrijdenkerij, het humanisme4 aller jusqu'au bout de sa pensée • vrijuit denken, ronduit sprekenf1) gedachte2) mening, oordeel3) denkwijze4) bedoeling, plan5) denkvermogen6) overdenking7) viooltje [plant] -
11 inspiré
inspiré [ẽspieree]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 geïnspireerd ⇒ bezield, verlicht♦voorbeelden:être bien inspiré • een goede ingeving hebbenêtre bien inspiré de • het gelukkige idee hebben om, er goed aan doen teêtre mal inspiré • een verkeerde keus gedaan hebben, z'n dag niet hebbenun inspiré • mysticus, verlichte geest -
12 aiguiser
aiguiser [eeg(ŵ)iezee]〈 werkwoord〉1 scherpen ⇒ slijpen, wetten♦voorbeelden:aiguiser son esprit • zijn geest scherpenv1) slijpen, scherpen2) aanscherpen, stimuleren -
13 ardeur
ardeur [aardur]〈v.〉2 hartstocht ⇒ (geest)drift, ijver♦voorbeelden:modérez vos ardeurs • beheers uardeur au travail • werklustavec ardeur • hartstochtelijk, heftigf1) hitte, gloed2) ijver, vlijt3) geestdrift, enthousiasme -
14 chair
chair [sĵer]〈v.〉♦voorbeelden:être bien en chair • goed in zijn vlees zittenchair à canon • kanonnenvleesen chair et en os • in levenden lijveen chair et en âme • in levenden lijveparents selon la chair • natuurlijke oudersle verbe s'est fait chair • het woord is vlees gewordenf1) vlees2) vruchtvlees -
15 clair
clair1 [kler]〈m.〉♦voorbeelden:se détacher en clair sur • duidelijk afsteken tegenêtre au clair sur qc. • een duidelijk idee van iets hebbenmettre ses notes au clair • zijn aantekeningen uitwerkentirer au clair • 〈 vloeistof〉klaren, filtreren〈 figuurlijk〉 tirer une affaire au clair • een zaak tot klaarheid brengen, ophelderenle plus clair • het grootste gedeeltemessage en clair • niet gecodeerd berichten clair, cela ne l'intéresse pas • om duidelijk te zijn, het interesseert hem niet————————clair2 [kler]3 duidelijk ⇒ gemakkelijk te begrijpen, helder4 helder ⇒ transparant, zuiver♦voorbeelden:opposer un refus clair et net • vierkant weigerenclair comme deux et deux font quatre • zo klaar als een klontje→ eau4 son affaire est claire • zijn, haar lot is bezegeldlait clair • wei————————clair3 [kler]〈 bijwoord〉2 dun♦voorbeelden:je vois clair dans son jeu • ik heb hem, zijn spel door1. m1) lichte partij [schilderij]2) dunne plek [stof]2. adj1) duidelijk, helder2) onbewolkt3) licht [kleur]4) dun5) helder [verstand]3. adv1) duidelijk2) dun -
16 coopératif
coopératif [ko.oppeeraatief]1 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 tot medewerking bereid ⇒ behulpzaam ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 in een geest van samenwerking♦voorbeelden:2 une (société) coopérative • coöperatieve vereniging, coöperatie= coopérative; adj1) behulpzaam2) coöperatief, samenwerkend -
17 désincarné
désincarné [deezẽkaarnee]adj -
18 domaine
domaine [dommen]〈m.〉3 (geestelijk) gebied ⇒ terrein, afdeling, branche♦voorbeelden:domaine vinicole • wijngaardle domaine de l'esprit • het rijk van de geestcela n'est pas de son domaine • dat ligt niet op zijn terreindans tous les domaines • op alle gebied(en)dans le domaine de • op het gebied van1. m1) landgoed2) staatsbezit3) (mentaal) gebied, terrein, branche2. domainesm pl -
19 émousser
-
20 énergie
énergie [eenerzĵie]〈v.〉1 energie ⇒ arbeid(svermogen), (drijf)kracht♦voorbeelden:f1) energie2) wilskracht
См. также в других словарях:
GEEST — Mot allemand issu du frison güst (infertile), la «geest» qualifie des «pays», des régions de la grande plaine du Nord, principalement en Basse Saxe. L’emploi du terme a été généralisé par les géographes qui, dans cette grande plaine d’origine… … Encyclopédie Universelle
Geest — 〈f. 20; Geogr.〉 hochgelegenes, trockenes, karges Küstenland; Sy Geestland; Ggs Marsch2 [<mnddt. gest; zu Adj. gest „unfruchtbar, trocken, hoch“; zu urgerm. *gais ; zu idg. *ghei „klaffen“] * * * Geest, die; , en [aus dem Niederd. < mniederd … Universal-Lexikon
Geest — Geest, n. [Cf. LG. geest, geestland, sandy, dry and, OFries. g[=e]st, g[=a]st, g[=e]stlond, g[=a]stlond, fr. Fries. g[=a]st barren. Cf. {Geason}.] Alluvial matter on the surface of land, not of recent origin. R. Jameson. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Geest — may refer to: * Geest, a large fruit and vegetable producing company which was acquired by Bakkavor * Geestland, a type of terrain * Geest, an old superficial alluvial soil … Wikipedia
Geest — Sf hochliegendes Heideland über der Marsch per. Wortschatz ndd. (17. Jh., Form 18. Jh.) Stammwort. Ursprünglich niederdeutsches Wort (mndd. gēst, gast, mndl. geest; vgl. fr. gāst). Substantivierung des Adjektivs ndd. gēst, afr. gāst unfruchtbar,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Geest — Geest, hoch u. trocken gelegenes, unfruchtbares Land in Norddeutschland, im Gegensatz des Marschlandes … Pierer's Universal-Lexikon
Geest — (Geestland), im nordwestlichen Deutschland im Gegensatz zum Marschland das höher gelegene, hügelige, trockne und weniger fruchtbare Land, ist mit Heide oder mit Wald bedeckt, am Rande der Marsch auch bebaut … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Geest — Geest, in Nordwestdeutschland das höher gelegene, minder fruchtbare Land, im Gegensatz zum Marschland … Kleines Konversations-Lexikon
Geest — Geest, heißt in der Landwirthschaft Norddeutschlands hoch und trocken gelegenes unfruchtbares Land, im Gegensatze vom Marschlande … Herders Conversations-Lexikon
Geest — die; ; nur Sg; flache (etwas höher gelegene) Gebiete an der Küste der Nordsee mit nicht sehr fruchtbarem, sandigem Boden || K : Geestland … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Geest — ↑ gähnen … Das Herkunftswörterbuch