-
1 naître
naître [netr]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ enfantle jour commence à naître • de dag breekt aanv2) ontstaan -
2 congénital
congénital [kõzĵeenietaal],congénitaux [kõzĵeenietoo]♦voorbeelden:adj -
3 étoile
étoile [eetwaal]〈v.〉1 ster2 gesternte ⇒ lot, geluksster♦voorbeelden:étoile de mer • zeestercoucher, loger à la belle étoile • de nacht onder de blote hemel doorbrengenétoile filante • vallende sterétoile Polaire • Poolsteren étoile • stervormigêtre confiant en son étoile • op zijn geluk vertrouwen¶ étoile de David • davidster, jodensterétoile de Noël • kerststerrestaurant trois étoiles • driesterrenrestaurantétoile jaune • gele ster, davidsterf1) ster2) lot, gesternte3) bles, kol -
4 étoilé
étoile [eetwaal]〈v.〉1 ster2 gesternte ⇒ lot, geluksster♦voorbeelden:étoile de mer • zeestercoucher, loger à la belle étoile • de nacht onder de blote hemel doorbrengenétoile filante • vallende sterétoile Polaire • Poolsteren étoile • stervormigêtre confiant en son étoile • op zijn geluk vertrouwen¶ étoile de David • davidster, jodensterétoile de Noël • kerststerrestaurant trois étoiles • driesterrenrestaurantétoile jaune • gele ster, davidsteradj2) stervormig -
5 jour
jour [zĵoer]〈m.〉1 dag3 opening ⇒ venster, naad♦voorbeelden:un jour ou l'autre • op een goede dagun jour de congé • een vrije dagjour d'exposition • kijkdagle jour des Morts • Allerzielenc'est le jour et la nuit • dat is een verschil als tussen dag en nachtjour de Pâques • paasdagjour des Rois • Driekoningenjour de sortie • vrije dagc'est à un jour de train • dat is één dag sporenvedettes d'un jour • eendagssterrenl'autre jour • een tijdje geleden, pas geleden, onlangsun beau jour • op een goede, mooie dagêtre dans son bon jour • z'n goede dag hebbenun de ces jours • één dezer dagenjusqu'à son dernier jour • tot zijn dood toetous les deux jours • om de andere dagjour férié • feestdagà jour fixé • op de afgesproken dag, datumdans huit jours • over een weekdonner ses huit jours à un domestique • een bediende ontslaance jour même • vandaag nogjours ouvrables • werkdagentous les jours • iedere dag, dagelijksde tous les jours • gewoon, alledaagsil y a un jour que … • het is een dag geleden dat …le jour d'avant, d'après • de vorige, volgende dagvenir à son jour et à son heure • geschieden op het door het lot bepaalde tijdstipd'un jour à l'autre • van de ene dag op de anderemettre à jour • bijwerkentenir à jour • bijhoudenêtre à jour • up-to-date zijn, bij zijnau jour le jour • gestaag, regelmatigofficier de jour • dienstdoend officierde jour • overdagservice de jour • dagdienstde nos jours • tegenwoordigde jour en jour • van dag tot dagle goût du jour • de thans heersende smaakc'est le héros du jour • hij is de held van de dagdu jour • van diezelfde dagnouvelles du jour • laatste nieuwsdes oeufs du jour • verse eierendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderepar jour • per dagjour pour jour • op de dag afbeau comme le jour • beeldschoonclair comme le jour • zonneklaarun jour ou l'autre • op een goede dagun jour • eens, ooit, op een dag2 faux jour • slechte verlichting, vals lichtmettre au grand jour • openbaar makenjeter un nouveau jour sur • een nieuw licht werpen oppetit jour • ochtendschemeringen plein jour • op klaarlichte dagdonner le jour à un enfant • het leven schenken aan een kindse faire jour • duidelijk wordenil fait jour • het is dagdemain il fera jour • morgen komt er weer een dagle jour se lève • het wordt dagmettre au jour • aan het licht brengenvoir le jour • het levenslicht aanschouwen, geboren wordenpercer à jour • doorgronden, doorzien, doorhebben5 les vieux jours • de oude dag, ouderdomfinir ses jours à la campagne • z'n laatste levensdagen op het platteland slijten1. m1) dag2) (dag)licht3) venster2. joursm pl1) tijd -
6 lumière
lumière [luumjer]〈v.〉3 gat♦voorbeelden:allumer, ouvrir la lumière, faire de la lumière • licht maken, het licht aandoenn'apporter aucune lumière dans l'affaire • geen enkel licht in de zaak brengendonner de la lumière à qn. • iemand bijlichtenéteindre, fermer la lumière • het licht uitdoenfaire (toute) la lumière sur qc. • iets (geheel) ophelderenjeter une lumière nouvelle sur • een nieuw licht werpen opmettre en (pleine) lumière • (duidelijk) onder de aandacht brengen, wijzen opà la lumière de • in het licht van〈 religie〉 que la lumière soit! • daar zij licht!2 siècle, ville de lumières • eeuw, stad waarin de culturele ontwikkeling groot isla lumière se fit dans son esprit • er ging hem, haar een licht op1. f1) licht2) gat2. lumièresf pl -
7 né
ne [nə],n' [n]〈 bijwoord〉2 〈 zonder betekenis〉♦voorbeelden:si je ne me trompe • indien ik me niet vergisj'évite, j'empêche qu'il ne vienne • ik verhinder dat hij komtà moins qu' il ne soit fermé • tenzij hij dicht isavant qu' il ne soit parti • voordat hij vertrokken issans qu' il n'ait dit un mot • zonder dat hij een woord gezegd hadadj -
8 planète
planète [plaanet]〈v.〉1 planeet♦voorbeelden:planètes supérieures • buitenplanetenêtre né sous une bonne planète • onder een gunstig gesternte geboren zijnf -
9 posthume
posthume [postuum]♦voorbeelden:adj -
10 prématuré
prématuré [preemaatuuree]1 voortijdig ⇒ voorbarig, ontijdig♦voorbeelden:1 un (enfant) prématuré • te vroeg geboren kind, couveusekindadjvoorbarig, te vroeg -
11 terme
terme [term]〈m.〉2 termijn ⇒ limiet, betalingstermijn, vervaldatum4 termijnbetaling ⇒ kwartaalbetaling, (kwartaal)huur♦voorbeelden:en d'autres termes • met andere woorden, anders gezegdaux termes de • krachtensà court terme • op korte termijn, korte termijn-moyen terme • middellange termijnà terme • op termijn, in termijnenmarché, vente à terme • termijnmarkt, -verkoop3 être en bons, mauvais termes avec qn. • op goede, slechte voet staan met iemandmener qc. à son terme • iets tot een goed einde brengenmettre un terme à • een einde maken aanà terme • mettertijdenfant né avant terme • onvoldragen, te vroeg geboren kind→ force¶ moyen terme • middenpositie, tussenoplossing, middenweg1. m1) term, woord2) termijn, vervaldatum4) einde5) term6) tijd [geboorte, bevalling]2. termesm pl -
12 adultérin
-
13 enfant né avant terme
-
14 enfant posthume
enfant posthume -
15 issu
issu (de) [iesuu]1 geboren (uit) ⇒ stammend, ontsproten -
16 natif
natif [naatief]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 〈+ de〉geboren (te, in) ⇒ geboortig (van, uit)♦voorbeelden: -
17 ouvrir les yeux à la lumière
ouvrir les yeux à la lumièreDictionnaire français-néerlandais > ouvrir les yeux à la lumière
-
18 un crétin congénital
un crétin congénital -
19 un prématuré
un (enfant) prématuréte vroeg geboren kind, couveusekind -
20 voir le jour
voir le jourhet levenslicht aanschouwen, geboren worden
- 1
- 2
См. также в других словарях:
geboren in — geboren in … Deutsch Wörterbuch
geboren — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Bsp.: • Sie wurde am 20. Mai 1941 geboren. • Grant wurde in Los Angeles geboren … Deutsch Wörterbuch
Geboren — 1. Als was einer geboren, als das wird er sterben. (Lit.) 2. Alsbald wir werden geboren, so sind wir schon verloren. – Henisch, 1391, 65. »Die grösste Sünd ist das Geborensein.« (Calderon, Das Leben ein Traum.) 3. Besser ist nimmer gebor n, denn… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
geboren — ge·bo̲·ren 1 Partizip Perfekt; ↑gebären 2 Adj; nur attr, nicht adv; verwendet, um den Familiennamen zu nennen, den jemand vor der Ehe hatte; Abk geb.: Frau Meier, geborene Müller; Sie ist eine geborene Winkler 3 Adj; nur attr, nicht adv;… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
geboren — 1ge|bo|ren [gə bo:rən]: vgl. ↑ gebären. 2ge|bo|ren [gə bo:rən] <Adj.>: 1. a) dient zur Angabe des Familiennamens, den eine Person bei ihrer Geburt hatte (Abkürzung: geb.): Frau Marie Berger, geborene Schröder; sie ist eine geborene… … Universal-Lexikon
geboren — gebürtig, her[gekommen], [her]stammend. * * * geboren:1.〈stammendaus〉gebürtig–2.g.werden:〈zurWeltgebrachtwerden〉zur/aufdieWeltkommen·dasLichtderWelterblicken–3.g.|in|:⇨stammen(1) geborengebürtig,stammendaus … Das Wörterbuch der Synonyme
Gebören — Dat sall mi nêt wêr gebören (passiren), sä de Jung, dat min Moder starft, un dat ik der nêt bi bin. – Kern, 197 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
geboren werden — geboren werden, wird geboren, wurde geboren, ist geboren worden/ geboren sein 1. Wann und wo sind Sie geboren? 2. Sind Sie Silvia Schulz, geborene Angeloni? 3. Emil wurde um 0 3.47 Uhr geboren … Deutsch-Test für Zuwanderer
Geboren um zu leben — Unheilig Veröffentlichung 29. Januar 2010 Länge 3:50 Genre(s) Pop Text Der Graf M … Deutsch Wikipedia
geboren werden — [Network (Rating 5600 9600)] Auch: • geboren sein Bsp.: • Sie wurde in Deutschland geboren … Deutsch Wörterbuch
geboren sein — [Network (Rating 5600 9600)] Auch: • geboren werden Bsp.: • Sie wurde in Deutschland geboren … Deutsch Wörterbuch