-
1 feitelijk
фактический; действительный; реальный; истинный; в действительности; в сущности; в самом деле; фактически* * *1. bn 2. bwв самом деле, на самом деле* * *прил.общ. в действительности, фактический, в самом деле, в сущности, действительный, истинный, реальный, фактически -
2 в действительности
prepos.gener. feitelijk, in feite, in waarheid -
3 в самом деле
prepos.gener. sterker nog (indeed, in fact - àíãô.), heus, daad werkelijk, daadwerkelijk, feitelijk, inderdaad, trouwens, voorwaar, zowaar -
4 в сущности
prepos.gener. eigenlijk gezegd, feitelijk, in de grond van de zaak -
5 действительный
adj1) gener. intrinsiek, dadelijk, effectief, geldig, werkzaam, daad werkelijk, daadwerkelijk, eigenlijk, factisch, feitelijk, gangbaar, heus, reeel, valide, waarachtig, waratje, warempel, warendig, werkelijk, wezenlijk2) milit. actief (о службе), aktief (о службе)3) gram. actief (о залоге), aktief (о залоге) -
6 истинный
adjgener. intrinsiek, echt, waarachtig, waratje, warempel, warendig, feitelijk, heus, waar, werkelijk, wezenlijk -
7 реальный
adjgener. feitelijk, grijpbaar, reeel, tastbaar, zakelijk -
8 фактически
advgener. daad werkelijk, daadwerkelijk, feitelijk, in de praktijk, in feite -
9 фактический
adjgener. feitelijk, daad werkelijk, daadwerkelijk, factisch
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Русский
- Турецкий
- Французский
- Шведский