-
1 singular
enkelvoud, eienaardig -
2 slop
n. gezwijmel; waterige soep, slappe kost; varkensvoer; vuil waswater--------v. (neer)plassen; kwakken; plassen; overstromen; sentimenteel doen; sloffen; overlopen van sentimentslop1[ slop] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————slop23 sloffen♦voorbeelden:slop out • toiletemmers leegmakenslop over someone • walgelijk sentimenteel doen tegen iemand -
3 barrack
v. joelen, tierenbarrack1[ bærək] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈meervoud; werkwoord ook enkelvoud; pejoratief〉groot, lelijk huis————————barrack2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 card
n. kaart (ook in computers); (speel)kaart; anzichtskaart; (in computers) uitbreidingskaart; ponskaart; zeef--------n. kaartenvoorraad, hoeveelheid van stijf papier in verschillende dikte verkrijgbaar--------v. op kaartsysteem brengen, ficheren; schiftencard1[ ka:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kaart3 〈meervoud; werkwoord soms enkelvoud; Brits-Engels; informeel〉 werknemerspapieren 〈 beheerd door de werkgever〉5 scorestaat/kaart 〈 bijvoorbeeld van cricket, golf〉♦voorbeelden:card-carrying member • geregistreerd/stemgerechtigd lid 〈 bijvoorbeeld van politieke partij, vakbond, e.d.〉hold/keep/play one's cards close to one's/the chest • zich niet in de kaart laten kijken, terughoudend zijnread (the) cards • de kaart leggenwin a fortune at cards • met kaarten een vermogen verdienen3 ask for/be given one's cards • zijn ontslag nemen/krijgenqueer card • rare kwibushave a card up one's sleeve • (nog) iets achter de hand/in petto hebbencount (up)on one's cards • de toekomst vol vertrouwen tegemoet zienhave all the cards • alle troeven in handen hebbenhe played his cards right/well • hij heeft zijn kansen goed benutput (all) one's cards on the table • open kaart spelen————————card2〈 werkwoord〉 -
5 class
n. klas, klasse, classificeren; afdeling, onderverdeling (ook in computers); (in computers) een informatie systeem dat ook gerubriceerde informatie verwerkt--------v. klassifiserenclass1[ kla:s]1 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; vaak meervoud met enkelvoud betekenis〉 stand ⇒ (maatschappelijke) klasse2 rang ⇒ klas(se), soort, kwaliteit♦voorbeelden:not in the same class • niet te vergelijken met→ upper upper/1 les ⇒ lesuur, college, cursus1 stijl ⇒ distinctie, cachet————————class21 eersteklas ⇒ prima, van klasse♦voorbeelden:————————class3〈 werkwoord〉1 plaatsen ⇒ indelen, classificeren♦voorbeelden:class with • over één kam scheren met -
6 commissariat
n. voedselvoorziening (van het leger); volkscommissariaat[ kommisseəriət] -
7 congregation
n. publiek; gemeente; menigte[ konggrigeesjn] -
8 corporation
n. trust; corporatie[ ko:pəreesjn]1 〈 werkwoord enkelvoud of meervoud〉gemeenteraad/bestuur2 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; benaming voor〉 rechtspersoon ⇒ corporatie, lichaam; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 naamloze vennootschap, onderneming♦voorbeelden:2 public corporation • openbaar/publiek lichaam -
9 crush
n. gedrang; uitpersen--------v. samendrukken, platdrukken; samenpersen; likwiderencrush1[ krusj]♦voorbeelden:————————crush21 dringen ⇒ (zich) persen/drukken2 kreuk(el)en ⇒ rimpelen, pletten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (ver)malen ⇒ vergruiz(el)en, pletten♦voorbeelden:crush into submission • tot overgave dwingen2 crush up • verkruimelen, fijnmalen -
10 defence
n. verdediging, protectie, bescherming2 verdediging(srede) ⇒ apologie, verweer♦voorbeelden:1 verdediging ⇒ afweer, defensief♦voorbeelden:in defence of • ter verdediging vanIII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉 -
11 family
adj. v.d. familie--------n. familie[ fæm(ə)lie] 〈meervoud: families〉3 afkomst ⇒ afstamming, familie♦voorbeelden:1 a small family • een gezin met weinig kinderen, een klein gezinstart a family • een gezin stichtenhave you any family? • hebt u kinderen?3 of good family • van goede familie/afkomst -
12 genius
n. beschermengel of geest (Romeinse Mythologie); iemand die veel invloed op een ander heeft; (Islamitische Mythologie), jinnie--------n. groot verstandelijk vermogen; genie; talent, getalenteerd iemand; groot natuurlijk vermogen, talentgenius1[ dzjie:niəs] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook genii〉♦voorbeelden:3 have a genius for • aanleg hebben voor/omhave genius • geniaal zijn————————genius2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: genii〉1 geest♦voorbeelden:good genius • schutsengel -
13 majority
adj. van de meerderheid--------n. meerderheid; met de meeste stemmen; meeste; rang van majoor[ mədzjorrətie] 〈voornamelijk enkelvoud; meervoud: majorities〉♦voorbeelden: -
14 pants
n. broek; onderbroek2 (dames)onderbroek ⇒ kinderbroek(je), panty's♦voorbeelden:〈 slang〉 with one's pants down • onverhoeds, met de broek op de enkels -
15 quarterdeck
-
16 score
n. resultaat; puntenstelsel; winstpunt; rangschikking; tientallig; schuld; rekening; partituur; aantekening; spleet, snee--------v. bereiken, winnen, hoog scoren; hoge punten krijgen; aantekenen; spleet, sneescore1[ sko:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stand ⇒ puntentotaal, score3 getrokken/ingesneden lijn ⇒ kerf, kras; striem, schram; lijn6 grief7 onderwerp ⇒ thema, punt♦voorbeelden:1 what is the score? • hoeveel staat het?keep (the) score • de stand bijhoudenlevel the score • gelijkmakenon the score of • vanwegeon that score • daaromrun up a score • in de schulden rakenon this/that score • wat dit/dat betreft————————score23 succes hebben/boeken♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 score off/against/over someone • iemand aftroeven; iemand de grond in trappen 〈 in debat〉; iemand voor gek zettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijn(en) trekken/krassen ⇒ (in)kerven; schrammen6 een score/puntentotaal halen van 〈 bijvoorbeeld in test〉♦voorbeelden:2 score something (up) against/to someone • iets op iemands rekening schrijven 〈 ook figuurlijk〉; iemand iets aanrekenen -
17 singular
-
18 stream
n. stroom; beek--------v. stromen; wapperen, fladderenstream1[ strie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stroom(pje) ⇒ water, beek♦voorbeelden:3 go with/against the stream • met de stroom mee/tegen de stroom in gaan————————stream22 wapperen ⇒ waaien, fladderen♦voorbeelden:his face was streaming with sweat • het zweet liep hem langs het gezichtII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 stretch
n. (stuk) land/weg/zee, uitgestrektheid; tijd(ruimte), periode; gevangenisstraf; rekbaarheid--------v. zich uitrekken; uitrekken; spannen; uitstekenstretch1[ stretsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 tijd(ruimte) ⇒ tijdspanne, periode♦voorbeelden:4 do a stretch • brommen, zitten5 go for a stretch • de benen strekken, een wandelingetje makenat full stretch • met inspanning van al zijn krachten————————stretch2♦voorbeelden:♦voorbeelden:stretch someone's patience • iemands geduld op de proef stellenmy new sweater stretched when I washed it • mijn nieuwe sweater is uitgerekt bij het wassenwill the beer stretch out? • is er genoeg bier?1 (aan)spannen ⇒ opspannen, strak trekken4 ruim interpreteren/nemen ⇒ het niet zo nauw nemen (met) 〈 regels〉; 〈 bij uitbreiding〉 geweld aandoen, overdrijven♦voorbeelden:be fully stretched • zich helemaal geventhat's rather stretched • dat is nogal overdreven -
20 toss
n. toss, opgooi; worp (met dobbelstenen); slinger--------v. gooien, werpen; rollentoss1[ tos] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 worp♦voorbeelden:lose/win the toss • verliezen/winnen bij het tossen————————toss21 tossen ⇒ een munt opgooien, loten♦voorbeelden:2 schudden ⇒ (doen) zwaaien, afwerpen♦voorbeelden:toss about (in one's bed) • (in zijn bed) liggen te woelentoss one's head back with contempt • zijn hoofd minachtend in de nek gooien→ toss off toss off/1 gooien ⇒ aan/op/toegooien, in de lucht werpen♦voorbeelden:toss hay • hooi kerentoss a pancake • een pannenkoek in de lucht keren
См. также в других словарях:
Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Herman de Coninck — (21 February 1944 ndash;22 May 1997) was a Flemish poet, essayist, journalist and publisher. LifeHerman de Coninck was born in Mechelen, Belgium, where his parents ran a Catholic bookshop. He attended the Sint Rombouts College in Mechelen where… … Wikipedia
Pol Hoste — Paul Gustaaf Julia Hoste (Lokeren, 25 March 1947), pseudonym Pol Hoste is a Belgian writer. He graduated in Germanic philology at the University of Ghent. He started his career as a teacher of the English and Dutch languages. From 1983 until 1985 … Wikipedia
Jo Lemaire — Infobox musical artist | Name = Jo Lemaire Img capt = Img size = Background = group or band Alias = Origin = Belgium Genre = Years active = 1979 Present Label = Associated acts = URL = Current members = Past members = Jo Lemaire (born 5 January… … Wikipedia
Jo Lemaire — Jo Lemaire, née à Gembloux en Belgique le 5 janvier 1956, est une chanteuse belge d expression française. Son plus grand succès Je suis venue te dire que je m en vais, reprise de Serge Gainsbourg, connut une renommée nationale et… … Wikipédia en Français
Murth The Man-O-Script — Murth Mossel (Amsterdam, February 6, 1970), also known as Murth The Man O Script, is a Dutch rapper and stand up comedian.[1] Biography In the early 1990s Murth did his stand up routines at Comedytrain and Freshwagon. Being involved in the hiphop … Wikipedia
Coninck — Coninck, Herman de, flämischer Schriftsteller und Journalist, * Mecheln 21. 2. 1944; seit 1984 Chefredakteur der flämischen »Neuen Weltzeitschrift«. Coninck debütierte mit spitzen Kolumnen, deren ironischer und relativierender Grundton auch für … Universal-Lexikon
Конинк, Херман де — Херман де Конинк (нидерл. Herman de Coninck, 21 февраля 1944, Мехелен 22 мая 1997, Лиссабон) фламандский поэт, журналист, эссеист, переводчик с английского. Содержание 1 Биография 2 Книги … Википедия