-
61 Englishman
n. Engelsman (inwoner van Engeland)♦voorbeelden:1 〈 spreekwoord〉 an Englishman's home is his castle • een Engelsman is erg gesteld op privacy in zijn eigen huis -
62 I'm not a free agent
-
63 I
n. een (Romeinse cijfers)--------n. ikI1[ aj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zelf ⇒ ik, eigen persoon————————I21 ik♦voorbeelden: -
64 Regina
-
65 Roman
adj. romeins, rooms--------n. Roman (eigen naam)--------n. RomeinRoman1[ roomən] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 Romein♦voorbeelden:————————Roman21 Romeins ⇒ met betrekking tot het oude Rome/de stad Rome♦voorbeelden:Roman numerals • Romeinse cijfers -
66 a habit peculiar to him
a habit peculiar to him -
67 a house standing in its own grounds
een huis, geheel door eigen grond omgevenEnglish-Dutch dictionary > a house standing in its own grounds
-
68 a piece of his own composition
-
69 abortion-on-demand
-
70 accord
n. accoord, akkoord; overeenkomst; overeenstemming--------v. belonen; overeen laten stemmen; een accoord omhoog gaanaccord1[ əko:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 akkoord ⇒ schikking, overeenkomst, verdrag2 overeenstemming ⇒ eensgezindheid, harmonie♦voorbeelden:out of accord (with) • niet in overeenstemming (met)with one accord • unaniem————————accord2♦voorbeelden:1 verlenen ⇒ geven, schenken♦voorbeelden: -
71 according to one's lights
according to one's lightsnaar iemands beste vermogen; naar eigen inzicht/maatstaf -
72 agent
n. tussenpersoon; agent; oorzaak[ eedzjnt]1 agent ⇒ tussenpersoon, bemiddelaar, makelaar, vertegenwoordiger♦voorbeelden: -
73 alma mater
-
74 an Englishman's home is his castle
English-Dutch dictionary > an Englishman's home is his castle
-
75 an own goal
-
76 as large as life
op natuurlijke grootte; in eigen persoonin levenden lijve, hoogstpersoonlijk; onmiskenbaar -
77 at leisure
-
78 at one's own sweet will
at one's own sweet willnaar believen, naar eigen goeddunken -
79 avowedly
adv. openlijk, onbewimpeld, uitgesproken[ əvauidlie]1 naar eigen zeggen ⇒ naar hij/zij zelf erkent -
80 axe
n. bijl; asaxe11 bijl♦voorbeelden:the plan got the axe from the government • het plan werd door de regering van tafel geveegd————————axe21 de zak/bons geven ⇒ ontslaan, aan de dijk zetten
См. также в других словарях:
eigen — eigen … Deutsch Wörterbuch
Eigen — Eigen, adj. et adv. welches überhaupt den Besitz einer Sache, mit Ausschließung eines jeden andern Besitzers andeutet. 1. Eigentlich. 1) Von Theilen unsers Körpers, ingleichen, von allem, was von einem Wesen herkommt, und von demselben gewirket… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
eigen — sein: besonders penibel sein, für jemanden charakteristisch (mittelhochdeutsch eigen = unfrei). Die Wendung ist auch in der Bedeutung von ›eigenwillig‹, ›merkwürdig‹ und ›sonderbar‹ geläufig (vgl. Eigenheit).{{ppd}} Etwas sein eigen nennen,… … Das Wörterbuch der Idiome
eigen — eigen: Das altgerm. Adjektiv mhd. eigen, ahd. eigan, niederl. eigen, aengl. āgen (engl. own), schwed. egen ist das früh verselbstständigte 2. Part. eines im Dt. untergegangenen gemeingerm. Verbs mit der Bed. »haben, besitzen« (vgl. z. B. ahd.… … Das Herkunftswörterbuch
Eigen — eigen: Das altgerm. Adjektiv mhd. eigen, ahd. eigan, niederl. eigen, aengl. āgen (engl. own), schwed. egen ist das früh verselbstständigte 2. Part. eines im Dt. untergegangenen gemeingerm. Verbs mit der Bed. »haben, besitzen« (vgl. z. B. ahd.… … Das Herkunftswörterbuch
Eigen-ji — Information Dénomination: Temple Rinzai Branche: Eigen ji Fondé en … Wikipédia en Français
Eigen — Saltar a navegación, búsqueda Eigen puede referirse a: Eigenvector, vectores no nulos que, transformados por el operador, dan lugar a un múltiplo escalar de sí mismos, con lo que no cambian su dirección. Manfred Eigen, científico alemán. Obtenido … Wikipedia Español
eigen — AdjPP std. (8. Jh.), mhd. eigen, ahd. eigan, as. ēgan Stammwort. Germanisches Partizip Präteritum zu dem Prät. Präs. g. * aih besitzt in gt. aih, anord. á, ae. āh, afr. āch, as. ēgun Pl., ahd. eigun Pl.; das Partizip auch in anord. eiginn, ae.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
eigen — Adj. (Grundstufe) zu einer bestimmten Person gehörend Beispiele: Er hat eine eigene Firma. Ich weiß das aus eigener Erfahrung. eigen Adj. (Aufbaustufe) für eine Person charakteristisch, typisch Synonyme: bezeichnend, eigentümlich, kennzeichnend,… … Extremes Deutsch
Eigen — Eigen, 1) so v.w. Eigenthum, bes. Güter, welche kein Lehen sind, s. Allod; 2) was die Frau außer der Mitgift zum Ehemanne gebracht hat. s. Receptilien … Pierer's Universal-Lexikon
Eigen — Manfred … Scientists