-
1 de mier aan hebben
не выносить; не любить; ненавидеть* * *гл.общ. (iets, iem.) не выносить, (iets, iem.) не любить, (iets, iem.) ненавидеть (что-л., кого-л.) -
2 de mier aan iets, iem. hebben
не выносить; не любить; ненавидеть -
3 не любить
prepos.gener. tegen opzien, de mier aan (iets, iem.) hebben, het land hebben aan (iets) (чего-л.), niets geven om (чего-л.) -
4 не выносить
prepos.gener. (iem.) niet kunnen luchten of zien (кого-л.), (iem.) niet kunnen zien (кого-л.), (iem., iets) niet kunnen velen (кого-л., что-л.), (iets, iem.) niet kunnen aanzien (чего-л., кого-л.), de mier aan (iets, iem.) hebben -
5 ненавидеть
vgener. haten, de mier aan (iets, iem.) hebben (что-л., кого-л.)
См. также в других словарях:
Hals — 1. Am runzeligen Halse trauert die Perle. 2. Auf den Hals treten (schlagen) oder auf den Nacken ist eins. Holl.: Het is al een, sla mij aan den nek of aan den hals. (Harrebomée, I, 274.) 3. Aus einem verzagten Halse kommt kein fröhlicher Gesang… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon