-
1 stelregel
♦voorbeelden:ik hanteer de stelregel dat … • je pars du principe que …zich iets tot stelregel nemen • suivre une règle de conduite -
2 gedrag
♦voorbeelden:1 iemands gedrag afkeuren • désapprouver le comportement de qn.hij is onbesproken van gedrag • son comportement est irréprochableeen onvoldoende voor gedrag krijgen • obtenir un zéro de conduitegedrag ten opzichte van iemand • comportement envers qn. -
3 gedragslijn
♦voorbeelden: -
4 leiding
♦voorbeelden:belast zijn met de leiding van de vergadering • être chargé de présider la réunionleiding geven (aan) • être à la tête (de)de leiding (in handen) hebben • avoir la direction (de)Ajax heeft de leiding met 2 tegen 1 • Ajax mène par 2 à 1het orkest onder leiding van A. • l'orchestre sous la direction d'A.onder leiding staan • être placé sous la direction (de qn.) -
5 rijden
1 [zich voortbewegen] rouler3 [schaatsen] patiner4 [op en neer gaan] se balancer♦voorbeelden:auto's die te dicht op elkaar rijden • voitures qui se suivent de trop prèshet rijden van de treinen • la marche des trainsveel rijden • faire de la routeop elkaar rijden • entrer en collisionachteruit rijden • faire marche arrière〈 sport en spel〉 iemand eraf rijden • lâcher qn.rijden in een formule I • courir en formule Ihet rijden in de stad • la conduite en villehet rijden op de grote weg • la conduite sur routeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [vervoeren] transporter♦voorbeelden:1 [(op) een rijdier voortbewegen] monter3 [over iets rijden] renverser (qn., qc.)♦voorbeelden:het is twee uur rijden • c'est à deux heures de routeverboden in te rijden • sens interdituiterst rechts rijden • serrer à droitestapvoets rijden • rouler au pasin een auto rijden • conduire une voiturehij rijdt als een gek • il roule comme un fou3 iemand ondersteboven rijden • renverser qn. -
6 rijervaring
♦voorbeelden: -
7 rijles
♦voorbeelden: -
8 doen
-
9 gedrag
ocomportement m, conduite f -
10 koers
-
11 leiding
-
12 oorlogvoering
vguerre f, conduite f de la guerre -
13 stelregel
mrègle f de conduite -
14 aanspreken
1 [beginnen te gebruiken] entamer2 [toespreken] s'adresser à♦voorbeelden:zijn kapitaal aanspreken • entamer son capital2 iemand brutaal aanspreken • apostropher qn.ik heb hem erover aangesproken • je lui ai demandé des explicationsiemand met mevrouw aanspreken • appeler qn. madameiemand met jij aanspreken • tutoyer qn.iemand met u aanspreken • vouvoyer qn.iemand over zijn gedrag aanspreken • réprimander qn. au sujet de sa conduite1 [in de smaak vallen bij] plaire à -
15 aanvoer
♦voorbeelden: -
16 aftappen
1 [m.b.t. het omhulsel, waaruit iets wegvloeit] vider2 [m.b.t. hetgeen wegvloeit] tirer♦voorbeelden:de waterleiding aftappen • vidanger la conduite d'eauhars aftappen van een boom • résiner un arbre -
17 band
band1〈de〉 〈 muziek〉————————band2I 〈de〉1 [strook stof] bande 〈v.〉 ⇒ 〈 klein〉 bandelette 〈v.〉 ⇒ 〈 ter omsluiting〉 bandeau 〈m.〉 ⇒ 〈 smal〉 ruban 〈m.〉3 [magneetband] bande (magnétique)♦voorbeelden:iets op de band opnemen • enregistrer qc. sur bandeaan de band staan • travailler à la chaîne¶ iemand aan banden leggen • brider qn.door de band • habituellementuit de band springen • 〈 zich tuchteloos gedragen〉 faire des écarts (de conduite); 〈 zich laten gaan〉 faire les quatre cents coupsII 〈 het〉1 [lintvormig weefsel] ruban -
18 besturing
-
19 bewijs
♦voorbeelden:een vernietigend bewijs • une preuve accablanteover het bewijs beschikken • tenir la preuvehet bewijs is dat … • la preuve en est que …het bewijs leveren dat … • prouver que …ten bewijze van • à titre de preuvebewijs uit het ongerijmde • preuve par l'absurdetot het bewijs van het tegendeel • jusqu'à preuve du contraireeen bewijs van trouw • un gage de fidélitéeen bewijs van afgifte • un certificat de dépôteen bewijs van goed gedrag • une attestation de bonne conduite〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 een bewijs van goed zedelijk gedrag • un certificat de bonne vie et moeurseen bewijs van lidmaatschap • une carte de membreals bewijs van erkentelijkheid • en signe de reconnaissanceals bewijs van eer • à titre honorifiquebij gebrek aan bewijs • faute de preuvesbewijs van ontvangst • reçu -
20 dat kind gedraagt zich ideaal
dat kind gedraagt zich ideaal
См. также в других словарях:
conduite — [ kɔ̃dɥit ] n. f. • XIIIe; de conduire 1 ♦ Action de conduire qqn ou qqch., de guider; son résultat. ⇒ accompagnement, direction. Être chargé de la conduite d un aveugle. Sous la conduite de qqn. Fam. Faire la conduite à un ami. ⇒ accompagner. Je … Encyclopédie Universelle
conduite — CONDUITE. s. f. Action de conduire, de mener, de guider quelqu un. Être chargé de la conduite d un aveugle, de la conduite d un convoi. La conduite d un troupeau. f♛/b] On dit, qu Un tel est chargé de la conduite d un Ambassadeur, Quand il est… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
conduite — Conduite. s. f. Action par laquelle on conduit. Il a toute l estenduë de son verbe. La conduite d un aveugle, des voyageurs, du troupeau, d un ouvrage, d un bastiment, d un dessein, d un travail. la conduite d un Poëme &c. la conduite d une… … Dictionnaire de l'Académie française
conduite — Conduite, Ductus, Deductio, Auspicium. Conduite ou maniément de quelque chose, Tractatus. Conduite de l esprit, Inductio animi. Faire quelque chose par la conduite d un autre, Ductu alterius aliquid facere. Cette guerre se fait sous sa conduite… … Thresor de la langue françoyse
Conduite — (v. fr., spr. Kongdwit), Betragen, Aufführung, bes. das seine, taktvolle Benehmen; Conduiteuliste, tabellarische Übersicht der Fähigkeiten, des Fleißes, des sittlichen Betragens u. der sonstigen Persönlichkeit angestellter Beamter, bes. Offiziere … Pierer's Universal-Lexikon
Conduite — (frz. Kongdwiht), die Aufführung; Conduitenlisten, in einzelnen Staaten die periodischen Berichte der Beamten über die Aufführung der ihnen untergeordneten Beamten … Herders Conversations-Lexikon
conduite — (kon dui t ) s. f. 1° Action de conduire, de mener, de guider. Être chargé de la conduite d un aveugle, d un troupeau, d un convoi. Par extension, celui qui conduit. • À vous mettre en lieu sûr je m offre pour conduite, MOL. Tart. V, 6.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
CONDUITE — s. f. Action de conduire, de mener, de guider. Être chargé de la conduite d un aveugle, de la conduite d un convoi. La conduite d un troupeau. Être chargé de la conduite d un ambassadeur, Être chargé de l aller recevoir sur la frontière, ou de… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
CONDUITE — n. f. Action de conduire, de mener, de guider, d’accompagner. être chargé de la conduite d’un aveugle, de la conduite d’un convoi. La conduite d’un troupeau. Fam., Faire la conduite à un ami, à un camarade qui part. Il se dit aussi de la… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Conduite — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Sur les autres projets Wikimedia : « Conduite », sur le Wiktionnaire (dictionnaire universel) Conduite désigne de manière générale, l… … Wikipédia en Français
conduite — nf. (action de conduire, manière d agir, gros tuyau, gaine ; façon de se conduire) : KONDUITA (Albanais.001, Saxel.002). E. : Ménage. A1) conduite, manière d agir : VYÀ nf. (001,002). A2) conduite scandaleuse : vyà de shin <vie de chien>… … Dictionnaire Français-Savoyard