-
1 chroom
-
2 chroom
-
3 chroom
-
4 chroom
hetChrom n -
5 chroom
n. <I>(also: <B>Cr</B>)</I> chromium, transition metal element, element that is ductile -
6 chroom
ochrome m -
7 chroom
• chromium -
8 chroom
krom s -
9 chroom
chrome -
10 krom
chroom -
11 chromium
chroom -
12 chrome
-
13 chromium
-
14 chromium
-
15 хром
-
16 chrome
-
17 box calf
n. boxcalfleer, kalfsleer met chroom gelooid en met vierkante tekeningen -
18 chromic
adj. chromatisch, van chroom (metaal element) -
19 хром
-
20 beslaan
1 [met een waas overtrokken worden] mist up/over ⇒ steam up/over, be(come) tarnished 〈 chroom〉, be furred/coated 〈 tong〉♦voorbeelden:1 toen ik binnenkwam, besloeg mijn bril • when I entered, my glasses steamed upII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [met betrekking tot paarden] shoe♦voorbeelden:
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Chrom — Sn (chemisches Element) erw. fach. (18. Jh.) Neoklassische Bildung. Bei der Untersuchung des sibirischen roten Bleispats fand der deutsche Chemiker M. H. Klaproth 1797 heraus, daß er ein noch unbekanntes Metall enthalten müsse. Nachgewiesen wurde … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache