-
1 strike-call
strike-call -
2 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
3 call off a hunger strike
Een hongerstaking stoppen -
4 call off a strike
een staking stoppen
См. также в других словарях:
call — [kôl] vt. [ME callen < Late OE ceallian & or < ON kalla < IE base * gal , to scream, shriek > Brythonic galw, call, Ger klage & (?) MIr gall, swan] 1. to say or read in a loud tone; shout; announce [to call the names of stations] 2.… … English World dictionary
strike action — ➔ action * * * strike action UK US noun [U] HR, WORKPLACE ► a situation in which a group of workers refuse to work because they are not satisfied with their pay, working conditions, etc.: »White collar workers are expected to announce strike… … Financial and business terms
Call option — This article is about financial options. For call options in general, see Option (law). A call option, often simply labeled a call , is a financial contract between two parties, the buyer and the seller of this type of option.[1] The buyer of the … Wikipedia
strike — strike1 W3S3 [straık] v past tense and past participle struck [strʌk] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(hit)¦ 2¦(hit with hand/weapon etc)¦ 3¦(thought/idea)¦ 4 strike somebody as (being) something 5¦(stop work)¦ 6¦(attack)¦ 7¦(harm)¦ 8¦(something bad happens)¦ … Dictionary of contemporary English
strike — Synonyms and related words: abbreviate, abridge, administer, adopt, advance against, advance upon, affect, afflict, aggravated assault, aggression, agree on, aim, ambush, amphibious attack, arise, armed assault, arrest, arrest the thoughts,… … Moby Thesaurus
strike — strikeless, adj. /struyk/, v., struck or (Obs.) strook; struck or (esp. for 31 34) stricken or (Obs.) strook; striking; n., adj. v.t. 1. to deal a blow or stroke to (a person or thing), as with the fist, a weapon, or a hammer; hit … Universalium
strike — 1 /straIk/ verb past tense and past participle struck /str k/ THINK/NOTICE 1 (transitive not in progressive) if a thought or idea strikes you, you suddenly realize that it is important, interesting, surprising, bad etc: The funny side of the… … Longman dictionary of contemporary English
call — /kawl/, v.t. 1. to cry out in a loud voice; shout: He called her name to see if she was home. 2. to command or request to come; summon: to call a dog; to call a cab; to call a witness. 3. to ask or invite to come: Will you call the family to… … Universalium
strike — strike1 [ straık ] (past tense and past participle struck [ strʌk ] ) verb *** ▸ 1 hit against ▸ 2 hit with hand, etc. ▸ 3 make violent attack ▸ 4 protest by not working ▸ 5 affect someone/something suddenly ▸ 6 when you think something ▸ 7 press … Usage of the words and phrases in modern English
strike */*/*/ — I UK [straɪk] / US verb Word forms strike : present tense I/you/we/they strike he/she/it strikes present participle striking past tense struck UK [strʌk] / US past participle struck 1) [intransitive/transitive] formal to hit against, or to crash… … English dictionary
strike — [[t]stra͟ɪk[/t]] ♦♦ strikes, striking, struck, stricken (The form struck is the past tense and past participle. The form stricken can also be used as the past participle for meanings 6, 17, and 19.) 1) N COUNT: also on N When there is a strike,… … English dictionary
