-
1 abdominal
abdominal [aabdommienaal],abdominaux [aabdommienoo]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 buik-♦voorbeelden:1. adjbuik-, van de buik2. abdominauxadj -
2 ventre
ventre [vãtr]〈m.〉1 buik2 buikholte ⇒ maag, moederschoot♦voorbeelden:bas ventre • onderbuikavoir du ventre • een buikje hebbencourir ventre à terre • lopen zo snel als men kanavoir qc. dans le ventre • fut in zijn lijf hebbenchercher à savoir ce que qn. a dans le ventre • willen weten wat iemand van plan isse remplir le ventre • zich vol etenm1) buik2) maag -
3 abdomen
-
4 clou
clou [kloe]〈m.〉3 hoogtepunt ⇒ klapstuk, clou♦voorbeelden:clou à tête • spijker met kop2 prendre les clous, traverser dans les clous, aux clous • (de straat) bij de voetgangersoversteekplaats overstekenriver son clou à qn. • iemand de mond snoerença ne vaut pas un clou • dat is geen sikkepitje waard〈 informeel, schertsend〉 des clous! • schrijf dat maar op je buik!maigre comme un clou • zo mager als een lat1. m1) spijker2) hoogtepunt, klapstuk3) steenpuist4) pandjeshuis5) nor2. clousm pl3. des clousinterj -
5 colique
colique [kolliek]〈v.〉♦voorbeelden:¶ quelle colique! • wat een strontvervelend iemand!= coliques; f (pl)buik-, darmkramp -
6 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
7 tirelire
-
8 tripe
tripe [triep]〈v.〉4 trijp ⇒ meubelpluche, velours d'Utrecht♦voorbeelden:1 tripes à la mode de Caen •〈 pens met saus〉 -
9 accrocher
accrocher [aakrosĵee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) haperen2) vastmaken, vastpennen, ophangen4) licht aanrijden [auto]5) aanklampen, tegenhouden6) bemachtigen, aan de haak slaan2. s'accrocherv2) volharden, doorzetten -
10 bedaine
-
11 bras
bras [braa]〈m.〉1 arm3 mankracht ⇒ werkkracht, arbeider♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 avoir un bras de fer • onverbiddelijk, streng zijnbras d'honneur • obsceen gebaar voor lulbaisser les bras • (de moed) opgeven, zich gewonnen gevencette nouvelle m'a cassé bras et jambes • ik ben kapot van dat nieuws〈 figuurlijk〉 couper bras et jambes à qn. • iemand versteld doen staan; 〈 ook〉iemand vleugellam maken, iemand uitputtenouvrir les bras à qn. • iemand met open armen ontvangen; 〈 ook〉iemand vergeven, iemand de helpende hand reikentendre les bras vers qn. • iemands hulp inroepen〈 figuurlijk〉 les bras m'en tombent • nou breekt m'n klomp, ik sta pafbras dessus, bras dessous • arm in arm, gearmd〈 figuurlijk〉 se réfugier dans les bras de qn. • bij iemand z'n heil, z'n toevlucht zoeken〈 figuurlijk〉 avoir qc., qn. sur les bras • voor iets, iemand te zorgen hebben, opgescheept zitten met iets, iemandbras de vigne • wijnranktravailler à pleins bras • uit alle macht werkentomber sur qn. à bras raccourcis • zich als een razende op iemand werpen¶ à bout de bras • op armlengte; op eigen krachtà force de bras • met de sterke armdépenser de l'argent à tour de bras • met geld smijtenm1) arm2) macht3) zwengel4) armleuning5) (zee)engte6) bras [aan ra]7) voorpoot, schaar, vin -
12 brosser
brosser [brossee]1 (af)borstelen ⇒ (af)wrijven, afschuieren♦voorbeelden:→ cours♦voorbeelden:se brosser les ongles • z'n nagels borstelen〈 informeel〉 tu peux te brosser! • je kan lang wachten!, schrijf het maar op je buik!→ ventrev2) schilderen, schetsen3) effect geven (aan) [biljardbal]4) speibelen -
13 buffet
-
14 cloque
cloque [klok]〈v.〉♦voorbeelden:f -
15 compter
compter [kõtee]2 meetellen ⇒ in tel zijn, belangrijk zijn, gelden♦voorbeelden:à compter de • vanafcompter de tête • uit het hoofd rekenencompter parmi, au nombre de • behoren tot, gerekend worden totcomptez sur moi • reken op mijcompter sur les doigts • op de vingers natellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tellen ⇒ optellen, uittellen3 verwachten ⇒ willen, van plan zijn4 berekenen ⇒ uitbetalen, betalen♦voorbeelden:on peut compter ses lettres • men kan zijn brieven op de vingers van een hand tellensans compter que • afgezien daarvan dat3 compter que • verwachten dat, ermee rekenen datv1) rekenen2) meetellen, belangrijk zijn3) (op)tellen4) (mee)rekenen5) verwachten, van plan zijn6) berekenen, betalen -
16 creux
creux1 [kreu]〈m.〉2 holte ⇒ kuiltje, verdieping♦voorbeelden:1 avoir un creux dans l'estomac • honger, een lege maag hebbencreux de la voile • buik van het zeil————————creux2 [kreu]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉♦voorbeelden:joues creuses • ingevallen wangen3 tête creuse • leeghoofd, oppervlakkig iemandvoix creuse • holle, diepe stem1. m1) holte, uitholling, inzinking2) kuiltje, verdieping3) dal, dieptepunt [economie, politiek]2. creux/-euseadj -
17 deuil
deuil [duj]〈m.〉♦voorbeelden:en grand deuil • in zware rouwporter le deuil • rouwkleding dragenprendre le deuil • rouw aannementu peux en faire ton deuil! • dat kan je wel op je buik schrijven!mener le deuil • aan het hoofd van de begrafenisstoet lopen→ onglem1) rouw2) sterfgeval -
18 dos
dos [doo]〈m.〉♦voorbeelden:en dos d'âne • zadelvormig, aan twee zijden afhellendpont en dos d'âne • boogbrugson travail a bon dos • zijn werk is een gemakkelijke uitvluchtfaire le gros dos • een hoge rug opzetten 〈 van kat〉; 〈 figuurlijk〉zich bukken, in elkaar duiken 〈 als men een standje krijgt〉il est large de dos • hij heeft een brede rug〈figuurlijk; informeel〉 en avoir plein le dos • z'n buik ervan vol hebben, er van balen〈 figuurlijk〉 courber, ployer le dos • door de knieën gaan, zich gewonnen gevenmettre, renvoyer dos à dos deux personnes • noch de een noch de ander in het gelijk stellen〈 figuurlijk〉 poignarder qn. dans le dos • iemand op verraderlijke, geniepige wijze aanvallendès qu'elle eut le dos tourné • zodra zij zich had omgedraaidtourner le dos à qn., à qc. • iemand, iets de rug toekeren 〈 ook figuurlijk〉dos à dos • rug-aan-rugêtre le dos au mur • met de rug tegen de muur staanavoir dans le dos • achter zich hebbenporter les cheveux dans le dos • het haar los op de rug dragensentir qn. dans son dos • voelen dat iemand achter je staatregarder qn. de dos • iemand op de rug kijken〈 figuurlijk〉 avoir qc., qn. sur son dos • voortdurend door iets, iemand lastig gevallen wordenêtre toujours sur le dos de qn. • iemand voortdurend op de vingers kijkense mettre un pull sur le dos • een trui aantrekkentaper sur le dos de qn. • kwaadspreken over iemandtomber sur le dos de qn. • iemand op z'n nek springen; 〈 figuurlijk〉onverwachts bij iemand binnenvallen, iemand tot last zijnm1) rug2) achterzijde, onderkant -
19 fouiller
fouiller [foejee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitgraven ⇒ wroeten in, opgravingen doen in2 doorzoeken ⇒ visiteren, fouilleren♦voorbeelden:♦voorbeelden:tu peux te fouiller! • morgen brengen!v1) wroeten2) zoeken (in)3) uitgraven4) doorzoeken, fouilleren5) uitbeitelen -
20 midi
midi [miedie]〈m.〉2 zuiden♦voorbeelden:c'est midi (sonné) • dat kun je op je buik schrijvenle Midi • Zuid-Frankrijkm1) middaguur, 12 uur2) zuiden
См. также в других словарях:
buik — (= būk) prt. ar (?): Žmogui lobį pažyčija, buik maž, buik daug, idant žmogus iš to save patį, savo moterį, vaikelius ... išlaikytų BPII326 … Dictionary of the Lithuanian Language
buik — ˈbyük, ˈbu̅e̅k Scotland variant of book * * * buik «byook, book», noun. Scottish. book. * * * buick, buik(e obs. ff. book, bouk … Useful english dictionary
buik-lear — buikˈ lear / lār/) noun ▪ Book learning ▪ Bibliographical lore ● book … Useful english dictionary
buik — bere … Woordenlijst Sranan
The Buik of Alexander — is a short title for the two known Scots versions of the Alexander romance stories a genre which was common in Medieval European literature, particularly France from the 12th century onwards, and the British Isles in the 14th and 15th centuries.… … Wikipedia
William Christie Buik — was Mayor of Adelaide from 1878 to 1879 … Wikipedia
Bauch — 1. Als de Bûk vull is, so is dat Höwet frölik. 2. Am Bauch gross, hinten bloss. – Fischart, Gesch. 3. An annrer Bauch, an annrer Brauch. (Franken.) – Frommann, VI, 164. Auf schwangere Frauenspersonen angewandt. 4. As de Buyk opgaet, brickt dat… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
John Barbour (poet) — John Barbour (?1320 ndash; March 13, 1395), was a Scottish poet and the first major literary voice to write in Scots, the vernacular language of Lowland Scotland, similar to the position that Chaucer, his slightly later contemporary,… … Wikipedia
Alexander romance — is any of several collections of legends concerning the mythical exploits of Alexander the Great. The earliest version is in Greek, dating to the 3rd century. Several late manuscripts attribute the work to Alexander s court historian Callisthenes … Wikipedia
John Barbour — (ca. 1316 – 13 de marzo de 1395), poeta escocés, nació, quizá en Aberdeenshire, a principios del siglo XIV, aproximadamente en 1316. Contenido 1 Biografía 2 Padre de la poesía escocesa 3 … Wikipedia Español
Alexander the Great — (356–323 B.C.E.) The historical Alexander the Great, Macedonian king and world conqueror, was clearly not a medieval figure. However, the character of Alexander became the central figure of a number of medieval ROMANCES, comparable to though… … Encyclopedia of medieval literature