-
1 outer garments/wear
outer garments/wear -
2 outer
adj. buiten[ autə]1 buitenste ⇒ aan de buitenzijde, buiten-, over-♦voorbeelden:outer ear • uitwendig oorouter garments/wear • bovenkledingouter space • de ruimtethe outer world • de buitenwereld2 outer man/woman • het uiterlijk, het voorkomen -
3 outer garment
n. bovenkleding -
4 outerwear
n. uitgaanskleding; bovenkleding (als jassen of mantels die over gewone kleding worden gedragen) -
5 overclothes
n. bovenkleding -
6 overgarment
n. bovenkleding -
7 poncho
n. poncho (vierkanten bovenkleding, dat gedragen wordt via het hoofd)
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский