-
21 marbré
marbre [maarbr]〈m.〉1 marmer♦voorbeelden:marbre artificiel • stucmarmer, kunstmarmer〈 ook figuurlijk〉 froid comme le marbre • koud als marmer, steenkoud〈 figuurlijk〉 être de marbre, rester de marbre • steenkoud zijn, ongevoelig blijvenadj1) gemarmerd, marmer- -
22 page
page [paazĵ]I 〈m.〉II 〈v.〉1 bladzijde ⇒ pagina, kantje♦voorbeelden:page de garde • schutbladpages jaunes •〈 goudengidsgedeelte〉en première page • op de voorpaginatourner une page • een bladzijde omslaan; 〈 figuurlijk〉op iets anders overgaan, het verleden laten rusten1. m1) edelknaap2) nest [bed]2. fbladzijde, pagina -
23 rame
-
24 réclame
réclame [reeklaam]〈v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 reclame♦voorbeelden:f1) reclame2) bladwachter -
25 relier
-
26 serrer
serrer [serree]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)drukken ⇒ (stevig) vasthouden, klemmen2 dicht op, bij, tegen elkaar zetten ⇒ op elkaar drukken, vastdraaien ⇒ 〈 boekwezen, tekst〉 inschikken4 vlakbij komen ⇒ in het nauw drijven, wegdrukken♦voorbeelden:serrer qn. dans ses bras • iemand in de armen sluiten, omarmenserrer qn. à la gorge • iemand bij de keel grijpen, wurgenserrer les poings • zijn vuisten ballenserrer son sujet • bij zijn onderwerp blijvenserrer une traduction, un texte • zeer nauwkeurig vertalen4 serrer sa droite • uiterst rechts rijden, meer naar rechts rijdenserrer qn. de près • iemand op de hielen zittenserrer de près un problème • diep ingaan op een probleem1 dichter bij elkaar gaan zitten ⇒ opschuiven, opschikkenv1) voorsorteren2) vastdruk-ken7) opbergen -
27 signature
-
28 stéréo
-
29 type
type [tiep]〈m.〉1 model ⇒ type, (school)voorbeeld, typische vertegenwoordiger2 type ⇒ soort, vorm3 grondvorm ⇒ oerbeeld, type♦voorbeelden:1 contrat type • modelcontract, standaardcontracterreur type • klassieke fout, vergissingc'est l'intellectuel type • hij is een typische intellectueel6 un pauvre type • een sukkel, een arme drommelun sale type • een smeerlapm1) type, model2) soort, vorm3) grondvorm4) afbeelding5) lettertype6) kerel, vent -
30 arobas
-
31 bavure
-
32 brochage
brochage [brosĵaazĵ]〈m.〉2 (het) met goud-, zilver- of zijdedraad bestikken -
33 brocher
-
34 brocheur
brocheur [brosĵur],brocheuse [brosĵeuz]〈m., v.〉1 〈 boekwezen〉innaaier, -ster2 brokaatwever, -weefster -
35 cartonnage
cartonnage [kaartonnaazĵ]〈m.〉 -
36 cartonner
-
37 claviste
-
38 emboîtage
emboîtage [ãbwaataazĵ]〈m.〉 -
39 feuillet
feuillet [fujje]〈m.〉♦voorbeelden: -
40 frontispice
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский
boekwezen
Страницы