-
1 coeur
coeur [kur]〈m.〉3 maag4 hart ⇒ innerlijk leven, intieme gedachten5 hart ⇒ midden, binnenste, kern♦voorbeelden:coeur droit • rechter hart(helft)d'un coeur léger • onbezorgdcoeur transplanté • ruilhart3 avoir le coeur sur les lèvres, au bord des lèvres • gaan overgeven, misselijk zijnavoir le coeur barbouillé • misselijk zijnavoir, garder qc. sur le coeur • iets niet kunnen verwerkenrester sur le coeur • zwaar op de maag liggencoeur de la question • kern van de vraagavoir le coeur dur • een hart van steen hebbenavoir le coeur gros, plein • verdriet hebbenen avoir lourd sur le coeur • gedrukt, bedrukt zijnavoir le coeur serré • bedrukt, bedroefd zijnavoir le coeur tendre • een klein hart hebben, teerhartig zijnle coeur m'a manqué • ik kon het niet over mijn hart verkrijgenavoir la rage au coeur • razend zijnn'avoir de coeur à rien • nergens zin in hebbenne pas avoir le coeur à rire • geen lust tot lachen hebbenvouloir en avoir le coeur net • er het zijne van willen wetenavoir le coeur de faire qc. • de moed hebben iets te doenavoir le coeur sur la bouche, sur les lèvres • het hart op de tong, op de lippen hebbenavoir le coeur sur la main • vrijgevig zijndonner, remettre du coeur au ventre à qn. • iemand een hart onder de riem stekenfaire battre le coeur • het hart sneller doen kloppencela me fait mal au coeur • ik vind het triestmanquer de coeur • harteloos zijntenir à coeur • na aan het hart liggenvider son coeur • zijn hart uitstortenprendre qc. à coeur • iets ter harte nemenprendre qc. trop à coeur • zich iets te veel aantrekkenà coeur joie • naar hartenlustaller droit au coeur • tot het hart sprekende bon, grand, tout (mon, son etc.) coeur • van ganser harte, graagapprendre par coeur • uit het hoofd lerensans coeur • harteloossi le coeur vous en dit • als je er zin, trek in hebtmon petit coeur • mijn hartjejoli comme un coeur • net een plaatjem1) hart2) boezem, borst3) maag4) binnenste, kern5) harten [kaarten] -
2 entrailles
entrailles [ãtraaj]〈v., meervoud〉2 (het) binnenste ⇒ hart, ziel, schoot, gevoelf pl1) ingewanden -
3 intérieur
intérieur1 [ẽteerjur]〈m.〉1 binnenste ⇒ inwendige, binnenkant♦voorbeelden:à l'intérieur • binnenà l'intérieur de • (binnen)inde, par l'intérieur • van binnenuitqn. qui est tourné vers l'intérieur • een in zichzelf gekeerd iemand————————intérieur2 [ẽteerjur]1 binnen-3 inwendig♦voorbeelden:1 cour intérieure • binnenhof, binnenplaatsmer intérieure • binnenzee→ for1. m1) binnenkant2) interieur3) binnenland4) binnenopname5) binnenspeler [sport]2. adj1) binnen-2) innerlijk3) inwendig4) binnenlands -
4 moelle
moelle [mwaal]〈v.〉♦voorbeelden:glacé jusqu'à la moelle des os • tot op het bot verkleumdpénétrer jusqu'à la moelle des os • door merg en been gaanpourri jusqu'à la moelle • door en door rot→ osf1) merg -
5 sein
sein [sẽ]〈m.〉♦voorbeelden:nourrir au sein • borstvoeding geven aan3 le sein de l'Eglise, de la terre • de schoot der kerk, der aardeau sein de • te midden van, midden in; in het kader vanau sein de la famille • in de familiekringm1) borst2) boezem3) hart, binnenste -
6 dedans
dedans [dədã]〈bijwoord; ook m.〉1 binnen ⇒ erbinnen, van binnen, erin♦voorbeelden:au dedans • van binnenau dedans de • binnen inau dedans de nous • in ons binnenstede dedans • van binnenla porte s'ouvre du dedans • de deur kan van binnenuit opengemaakt wordenen dedans • naar binnen, (van) binnenmarcher les pieds en dedans • met naar binnen gerichte voeten lopenen dedans de • binnenen dedans de lui-même • in zijn hartle dedans • de binnenkant, het binnenste -
7 fond
fond [fõ]〈m.〉3 achterste ⇒ binnenste, uiterste5 ondergrond ⇒ achtergrond, fond6 wezen ⇒ kern, grond, inhoud♦voorbeelden:trouver le fond • de bodem rakenà fond • grondig, tot op de bodemdu fond du coeur • uit de grond van zijn hart2 fond de cale • lensruimte, loosgat〈 figuurlijk〉 être à fond de cale • aan de grond zitten, platzak zijnfond d'une culotte • zitvlak van een broektoucher le fond du désespoir • de uiterste wanhoop bereikenmineur de fond • (ondergrondse) mijnwerkerrâcler les fonds de tiroir • zijn laatste centen bij elkaar harken, aansprekenau fond du coeur • diep in zijn hartau fond de • onderinelle vient du (fin) fond de la province • zij is met zeven paarden uit de klei getrokkenau fin fond de • in de verste uithoek vandans le fond de la salle • achterin de zaalfond sonore • achtergrondmuziek, -geluidenfeuilles vertes sur fond rouge • groene blaadjes op een rode achtergrondle fond et la forme • vorm en inhoudremarques sur le fond • opmerkingen over de inhoudle fond historique d'une légende • de historische kern van een legendeau fond • eigenlijk, in wezendans le fond • eigenlijk, in wezen7 faire fond sur qn., qc. • op iemand, iets steunen〈 figuurlijk〉 de fond en comble • van onder tot boven, volledigle fond du panier • het uitschotle fond du sac • het geheimsteà fond de train • in ijltempo, in vliegende vaartm1) bodem, grond2) diepte, waterhoogte3) ondergrond, fundering4) hoofdzaak, wezen, kern5) achtergrond6) uithoudingsvermogen [sport] -
8 passer
passer [paasee]2 voorbijgaan ⇒ voorbijkomen, gaan (langs), passeren4 gaan (van … naar) ⇒ overgaan (naar, tot)5 doorgaan (voor) ⇒ gelden (als), passeren (voor)♦voorbeelden:défense de passer • geen toegangmon dîner ne passe pas • mijn avondeten ligt me zwaar op de maagcette histoire-là ne passe pas • dat verhaal is niet geloofwaardigla loi a passé • de wet is aangenomencette scène ne passe pas • die scène komt niet goed over (bij het publiek)laissez passer! • maak ruimte!, opzij!passer outre à qc. • geen rekening houden met ietsje suis passé par là • dat heb ik ook meegemaaktil faut en passer par ses volontés • men moet voor zijn wil buigenil faudra en passer par là • er zit niets anders openfin, passe pour lui • nu goed, voor hem maken we een uitzondering(cela) passe (encore), mais … • dat is nog tot daar aan toe, maar …passer prendre qn. • iemand komen ophalenen passant • in het voorbijgaan, terloopssoit dit en passant • trouwens, tussen twee haakjespasser sur les fautes de qn. • iemands fouten door de vingers zienpasser sur les détails • niet stil blijven staan bij details3 comme le temps passe! • wat gaat de tijd snel!faire passer le temps • de tijd verdrijvenfaire passer à qn. le goût, l'envie de qc. • iemand de lust tot iets doen vergaan〈 spreekwoord〉 tout passe, tout lasse, tout casse 〈 alles gaat voorbij〉cela lui passera • dat gaat wel overenfin, passons! • nu goed, laten we daar niet meer over praten!4 où est-il passé? • waar is hij gebleven?passer à l'ennemi • naar de vijand overlopenpasser en deuxième, seconde • overschakelen naar de tweede versnellingpasser en seconde • naar de vijfde klas gaanse faire passer pour • zich uitgeven voor1 oversteken ⇒ over-, doortrekken, overgaan, doorkomen, gaan door3 voorbijgaan ⇒ passeren, overschrijden4 aanreiken ⇒ overhandigen, aan-, doorgeven5 aanschieten ⇒ aandoen, aantrekken6 halen door, langs, over ⇒ strijken langs, over, steken door, in, vertonen 〈 film〉 ⇒ draaien 〈 plaat〉7 overslaan ⇒ voorbij laten gaan, weglaten♦voorbeelden:1 passer un mur • over een muur klimmen, springenpasser sa vie à manger et à dormir • niets anders doen dan eten en slapenpasser la seconde • naar de tweede versnelling gaanpasser un coup de fil à qn. • iemand opbellen〈 communicatie(media)〉 je vous passe … • ik verbind u door met …6 qu'est-ce qu'il lui a passé! • hij heeft hem er flink van langs gegeven!j'en passe et des meilleures! • en ik vertel nog niet ééns alles!1 gebeuren ⇒ zich afspelen, voorvallen4 het stellen zonder ⇒ missen, ontberen, afzien van♦voorbeelden:1 que se passe-t-il?, qu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?ça ne se passera pas comme ça! • dat gaat zomaar niet!tout se passe comme si • het lijkt wel of, alles wijst erop datne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi • niet kunnen zeggen wat er in zijn binnenste omgaat→ jeunesse4 je me passerais bien volontiers de cette corvée • ik zou maar al te graag onder dat karwei uit willen komenvoilà qui se passe de commentaires • dat maakt commentaar overbodig, dat spreekt voor zichzelf1. v2) gaan (van...naar)4) uitgezonden worden [film, radio]6) verbleken7) oversteken8) doorbrengen9) passeren, overschrijden10) over-handigen11) aantrekken12) halen door, langs, over13) vertonen [film]14) overslaan15) vergeven16) doen verdwijnen17) zeven18) boeken2. se passerv1) gebeuren2) voor-bijgaan3) missen, afzien (van) -
9 profondeur
profondeur [proffõdur]〈v.〉1 diepte2 diepzinnigheid ⇒ diepte, diepgang♦voorbeelden:profondeurs de la terre • binnenste van de aardeà deux mètres de profondeur • op twee meter diepteen profondeur • in de diepteen profondeur • grondigf1) diepte3) diepgang -
10 secret
secret1 [səkre]〈m.〉♦voorbeelden:le secret de la confession • het biechtgeheimle secret de la correspondance • het briefgeheimsecret de fabrication • fabrieksgeheimsecret de Polichinelle • publiek geheimsecret professionnel • beroepsgeheim, zwijgplichtce n'est un secret pour personne • dat is een publiek geheimêtre dans le secret (des dieux) • tot de ingewijden behorenmettre qn. dans le secret • iemand inwijden, op de hoogte brengendans le plus grand secret • in het diepste geheimen secret • in het geheim, onopgemerkt2 dans le secret de son coeur • in het verborgene, in stilte3 avoir le secret de qc. • de kunst van iets verstaan, iets goed kunnen————————secret2 [səkre],secrète [səkret]1 geheim ⇒ verborgen, geheim-3 intiem(ste) ⇒ innerlijk, diep(ste)♦voorbeelden:services secrets • geheime (inlichtingen)diensttiroir secret • geheime la3 la vie secrète • het innerlijk leven, het diepste wezen1. m 2. secret/secrèteadj1) geheim2) gesloten, terughoudend3) inwendig, innerlijk4) heimelijk -
11 au dedans de nous
au dedans de nous -
12 conque
conque [kõk]〈v.〉 -
13 en mon for intérieur
en mon for intérieurin mijn binnenste, diep in mijn hart -
14 for
for [for]〈m.〉 〈 formeel〉♦voorbeelden:¶ en mon for intérieur • in mijn binnenste, diep in mijn hart -
15 le dedans
le dedansde binnenkant, het binnenste -
16 ne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi
→ jeunesseDictionnaire français-néerlandais > ne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi
-
17 profondeurs de la terre
profondeurs de la terre -
18 tuf
См. также в других словарях:
binnenste van brood — bredebere … Woordenlijst Sranan
Hans Warren — Pour les articles homonymes, voir Warren. Johannes Adrianus Menne (Hans) Warren, né à Borssele le 20 octobre 1921 et mort à Goes le 19 décembre 2001, était un écrivain néerlandais. Né en Zélande, il a écrit essentiellement de… … Wikipédia en Français