-
101 préventif
-
102 principal
principal [prẽsiepaal],principaux [prẽsiepoo]1 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 hoofd- ⇒ voornaamste, belangrijkste ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 hoofdzakelijk, vooral, in 't bijzonder♦voorbeelden:le principal • het voornaamste, belangrijkste, de hoofdzaak 〈 ook juridisch〉1. mhoofdzaak, (het) voornaamste2. adjhoofd-, voornaamste, belangrijkste -
103 professionnel
professionnel [proffesjonnel]1 van, voor, als beroep ⇒ professioneel ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 beroeps- ⇒ 〈 bijwoord ook〉 beroepshalve♦voorbeelden:un (ouvrier) professionnel • geschoold arbeiderprofessionnellement, il n'a pas à se plaindre • wat betreft zijn beroep hoeft hij niet te klagen1. m (f - professionnelle)1) geschoold arbeider, vakman2) beroeps, professional [sport]2. = professionnelle; adjprofessioneel, beroeps- -
104 profond
profond [proffõ]1 diep4 diep(gevoeld) ⇒ intens, innig♦voorbeelden:dormir profondément • vast slapenprofond de deux mètres • twee meter diepdu profond de son être • uit het diepst van zijn hartle profond • de diepte; het diepste→ tendanceprofondément convaincu • vast overtuigdprofondément différent • totaal verschillendadj1) diep2) diepzinnig3) intens, innig -
105 proportionnel
proportionnel [propporsjonnel]1 evenredig ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 in (gelijke) verhouding (tot) ⇒ 〈 bijwoord ook〉 verhoudingsgewijs, naar verhouding, evenredigheid♦voorbeelden:= proportionnelle; adjevenredig, in gelijke verhouding (tot) -
106 psychologique
psychologique [psiekollozĵiek]♦voorbeelden:adj -
107 régulier
régulier [reeguuljee],régulière [reeguuljer]2 regelmatig ⇒ gelijkmatig, bestendig♦voorbeelden:vie régulière • geregeld levenservice régulier • lijndienst6 un régulier • ordesgeestelijke; soldaat van de geregelde troepen= régulière; adj1) regelmatig2) geregeld3) stipt4) betrouwbaar5) regulier -
108 remarquable
remarquable [rəmaarkaabl]♦voorbeelden:adj1) opmerkelijk, merkwaardig -
109 respectif
respectif [respektief]= respective; adj -
110 rien
rien1 [rjẽ]〈m.; ook bijwoord, v.〉♦voorbeelden:comme un rien • alsof het niets is¶ 〈ook v.〉 un(e) rien du tout • nietsnut, vent, vrouw van niets; lor————————rien2 [rjẽ]♦voorbeelden:ce n'est rien • het is niets, het valt wel meeil n'en est rien • er is niets van waarcela ne fait rien • dat geeft nietson n'y peut rien • daar, er is niets aan te doenje ne sais rien • ik weet van nietsça ne sert à rien • dat dient nergens toe, dat is zinloos〈 in casino〉 rien ne va plus • rien ne va plus, niets telt meerplus rien • niets meerrien à dire • daar valt niets tegen in te brengenrien d' étonnant si • helemaal niet zo vreemd datcela n'a rien d' impossible • dat is helemaal niet onmogelijkelle n'a rien d' une ingénue • zij heeft niets van het onschuldige jonge meisjeavoir l'air de rien • er heel onschuldig uitzienavoir un petit bobo de rien du tout • een heel klein wondje hebbenune fille de rien • een sletcomme si de rien n'était • alsof er niets aan de hand wasJe vous remercie. De rien • Dank u wel. Geen dank, tot uw dienstil ne s'agit de rien de moins que • het gaat om niets meer of minder danrien de tel • niets is er zo goedrien du tout • helemaal nietsen rien • in wat dan ook, waar dan ook inc'est pour rien! • dat is voor niets!comme rien • alsof het niets isil n'a rien que son salaire • hij heeft alleen zijn salarisc'est deux fois, trois fois rien • het stelt niets voorc'est cela ou rien • het is kiezen of delen————————rien3 [rjẽ]♦voorbeelden:1. m1) kleinigheid2) een beetje2. pron -
111 rigoureux
-
112 royal
royal [rwaajaal],royaux [rwaajoo]2 vorstelijk ⇒ volmaakt, royaal♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 la voie royale • de gemakkelijkste, koninklijke wegadj1) koninklijk2) volmaakt -
113 rude
rude [ruud]3 〈informeel; alleen bijvoeglijk naamwoord; vóór het zelfstandig naamwoord〉 geducht ⇒ krachtig, stevig ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 hartstikke♦voorbeelden:c'est un peu rude • dat is een beetje sterkrude culot • veel lefadj1) ruw, grof2) hard, moeilijk3) geducht, krachtig -
114 savoureux
savoureux [saavoereu]2 kostelijk ⇒ amusant, pikant= savoureuse; adj1) smakelijk, lekker2) kostelijk, amusant -
115 secondaire
secondaire [səgõder]1 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 ondergeschikt ⇒ bijkomstig, bijkomend, bij-, secundair ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 op bijkomstige, ondergeschikte wijze♦voorbeelden:jouer un rôle secondaire • een ondergeschikte rol, bijrol spelenadj1) secundair, bijkomstig2) voortgezet [onderwijs] -
116 semestriel
semestriel [səmestrie.el]= semestrielle; adj -
117 sensible
sensible [sãsiebl]3 waarneembaar ⇒ voelbaar, aanzienlijk♦voorbeelden:1 c'est son endroit sensible • dat is zijn, haar tere puntpoint sensible • gevoelige plek, kwetsbaar puntêtre sensible de la gorge • een gevoelige keel hebbenêtre sensible à la musique • gevoel hebben voor muziek, veel van muziek houdenfaire des progrès sensibles • duidelijke vorderingen makenadj1) gevoelig2) meelevend3) voelbaar4) aanzienlijk -
118 sérieux
sérieux [seerie.eu]♦voorbeelden:le sérieux • de ernstsérieusement? • meen je dat nou?ce n'est pas sérieux! • dat meen je niet!le sérieux • de ernst, oprechtheid, gemeendheidtravail sérieux • gedegen werk4 situation sérieuse • ernstige, verontrustende situatie1. mernst, oprechtheid2. sérieux/-euseadj1) serieus, ernstig2) gemeend, oprecht3) betrouwbaar4) belangrijk -
119 silencieux
silencieux [sielãsjeu]1 stil ⇒ zwijgend ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 zwijgzaam ⇒ 〈 bijwoord ook〉 in stilte, in het geheim♦voorbeelden:1. m1) knalpot2) geluiddemper [wapen]2. silencieux/-euseadjstil, zwijgzaam -
120 sobre
sobre [sobr]♦voorbeelden:adjsober, matig
См. также в других словарях:
Beiwort — Bei|wort 〈n. 12u; Gramm.〉 = Adjektiv * * * Bei|wort, das; [e]s, Beiwörter: a) [1619 bei Helvicus nach niederl. bijwoord; mhd. bīwort = Adverb; daneben mhd., ahd. bīwort = Gleichnisrede, Sprichwort] (Sprachwiss. selten) Adjektiv; b) beschreibendes … Universal-Lexikon
Dutch grammar — series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia