-
81 éternel
-
82 faux
faux1 [foo]I 〈m.〉1 (het) valse ⇒ (het) onware, (het) onechte♦voorbeelden:3 〈 figuurlijk〉 s'inscrire en faux contre une interprétation • de juistheid van een interpretatie aanvechtenII 〈v.〉♦voorbeelden:————————faux2 [foo],fausse [foos]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 vals ⇒ onwaar, onjuist, verkeerd2 ongegrond ⇒ vals, ijdel3 onecht ⇒ nagemaakt, vervalst, schijn-, imitatie-4 onoprecht ⇒ onwaarachtig, vals♦voorbeelden:faire un faux mouvement • een verkeerde beweging makenfaire un faux pas • een misstap doense trouver dans une fausse position • zich in een scheve positie bevindensituation fausse • dubbelzinnige situatiefrapper à faux • misslaanraisonnement qui porte à faux, en porte à faux • ongefundeerde redeneringfaux ami • vriend die geen vriend isc'est une fausse blonde • ze heeft geblondeerd haarfaux bonhomme • iemand die slechts in schijn goedaardig isfaux col • losse boordc'est une fausse maigre • zij lijkt magerder dan ze isfaire une fausse sortie • net doen alsof men weggaat1. m2) vervalsing3) bedrog2. fzeis [landbouw]3. faux/fausseadj, adv1) vals, onwaar, onjuist2) ongegrond3) onecht, nep4) onoprecht5) onzuiver, vals [muziek] -
83 fier
1 trots ⇒ hooghartig, -moedig♦voorbeelden:faire le fier • uit de hoogte doenfier comme Artaban • zo trots als een pauw————————〈 werkwoord〉1 vertrouwen (op) ⇒ rekenen (op), afgaan (op)♦voorbeelden:1 ne vous y fiez pas! • wees op je hoede!fiez-vous à moi • laat dat maar aan mij overcatalogue auquel on peut se fier • betrouwbare catalogus1. v( se fier (à)) vertrouwen (op)2. fier/fièreadj( se fier (à))1) trots2) nobel, waardig3) geweldig -
84 rude
rude [ruud]3 〈informeel; alleen bijvoeglijk naamwoord; vóór het zelfstandig naamwoord〉 geducht ⇒ krachtig, stevig ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 hartstikke♦voorbeelden:c'est un peu rude • dat is een beetje sterkrude culot • veel lefadj1) ruw, grof2) hard, moeilijk3) geducht, krachtig -
85 triste
triste [triest]1 verdrietig ⇒ treurig, bedroefd2 triest ⇒ naargeestig, troosteloos, somber3 〈alleen bijvoeglijk naamwoord; vóór het zelfstandig naamwoord〉 erbarmelijk ⇒ bedroevend, triest, armzalig♦voorbeelden:————————|lugubre|méchant sterke zoete aperitiefwijnadj1) treurig, bedroefd2) triest, somber3) erbarmelijk, armzalig -
86 qualificatif
qualificatif [kaaliefiekaatief]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:un qualificatif • kwalificatie -
87 vaillant
vaillant [vaajã]→ sou -
88 abondant
-
89 académique
académique [aakaadeemiek]♦voorbeelden:palmes académiques •〈 ordeteken voor verdiensten bij het onderwijs〉adj -
90 accessoire
accessoire [aakseswaar]1 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 bijkomend ⇒ ondergeschikt, neven-, hulp- ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 bijkomstig, eventueel, in tweede instantie♦voorbeelden:l' accessoire 〈m.〉 • de bijzaak, het bijkomstige1. m 2. accessoiresm pl1) accessoires, toebehoren2) rekwisieten [toneel]3. adjbijkomend, ondergeschikt, neven-, hulp- -
91 accidentel
-
92 admirable
-
93 affirmatif
affirmatif [aafiermaatief]♦voorbeelden:répondre par l' affirmative • een bevestigend antwoord geven= affirmative; adj1) beslist, zeker2) bevestigend, positief -
94 affreux
affreux [aafreu]1 afschuwelijk ⇒ verschrikkelijk, vreselijk= affreuse; adj1) afschuwelijk, vreselijk2) afstotend, afzichtelijk -
95 agréable
agréable [aagree.aabl]1 aangenaam ⇒ prettig, gezellig, plezierig♦voorbeelden:ce petit vin est très agréable • dit wijntje is erg lekkeril m'est agréable de vous dire • het is me een genoegen u te zeggen→ utileadj1) aangenaam, prettig, gezellig2) aardig, sympathiek -
96 ambitieux
ambitieux [ãbiesjeu]♦voorbeelden:c'est un petit ambitieux • 't is een strebertje1. mstreber, ambitieus iemand2. ambitieux/-euseadj1) ambitieus, eerzuchtig2) hoogdravend -
97 annuel
annuel [aanuu.el]♦voorbeelden:= annuelle; adj1) jaarlijks, jaar-2) eenjarig, één jaar durend -
98 anormal
anormal [aanormaal],anormaux [aanormoo]♦voorbeelden:je trouve ça anormal • ik vind dat schandaligadj1) abnormaal, ongewoon -
99 approximatif
approximatif [aaproksiemaatief]1 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 ruw geschat ⇒ benaderend, grof ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 bij benadering, ongeveer= approximative; adjruw geschat, benaderend -
100 âpre
âpre [aapr]1 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 wrang 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ scherp, bitter ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 hard ⇒ 〈 ook figuurlijk〉 verbitterd, vinnig2 begerig♦voorbeelden:une âpre lutte • een felle strijdcombattre âprement • een bittere strijd leverenadj1) wrang2) belust (op)
См. также в других словарях:
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia