Перевод: с нидерландского на английский

bezinnen

1 bezinnen

bezinnen

〈wederkerend werkwoord; zich bezinnen〉

1 [nadenken] contemplate ⇒ reflect (on)

2 [van gedachten veranderen] think better of it ⇒ change one's mind

♦voorbeelden:

1   zich nog eens bezinnen • think twice (about something)

     zich bezinnen op iets • reflect on something; 〈 iets afwegen〉 count the cost

     〈 spreekwoord〉 bezint eer ge begint • look before you leap

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bezinnen
2 bezinnen

v. contemplate, consider, think about

Holandés-inglés dicionario > bezinnen
3 zich bezinnen op iets

zich bezinnen op iets

reflect on something; 〈 iets afwegen〉 count the cost

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich bezinnen op iets
4 zich nog eens bezinnen

zich nog eens bezinnen

think twice (about something)

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich nog eens bezinnen
5 bezinning

bezinning

1 [het zich bezinnen] reflection ⇒ contemplation

2 [helder en rustig besef] sense(s)

♦voorbeelden:

2 tot bezinning komen • come to one's senses, sober up

iemand tot bezinning brengen • bring someone to his senses

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bezinning