-
1 lecture at
lecture at -
2 lecture
n. lezing; de les gelezen; toespraak, berisping--------v. lezing houden; voordragen; de les lezen; langdurig berispenlecture1[ lektsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lezing ⇒ verhandeling, voordracht3 preek ⇒ berisping, vermaning♦voorbeelden:1 give/read a lecture • een lezing geven/houden————————lecture2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 mother
adj. moederlijk--------n. moeder--------v. moeder zijn voor-mother1[ muðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 〈 verkorting〉[motherfucker]♦voorbeelden:adoptive mother • adoptiefmoederexpectant/pregnant mother • aanstaande moeder¶ artificial mother • broedmachine, kunstmoederbe mother • thee schenken————————mother2〈 werkwoord〉 -
4 nanny
n. verzorgster; iemand die een kind adopteertnanny1[ nænie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: nannies〉————————nanny2〈werkwoord; nannied〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский