-
1 beter een half ei dan een lege dop
half a loaf is better than no bread/than noneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > beter een half ei dan een lege dop
-
2 helft
1 half♦voorbeelden:de grootste helft • the bigger/greater halfieder de helft betalen • pay half each, go halves, go Dutchde helft is gelogen • half of it is liesmeer dan de helft • more than halfde helft meer • half as much/many againde helft minder • half as much/manyde helft te veel • fifty per cent too much/manyop/over de helft zijn • be halfway/more than halfway throughtegen/voor de helft van de prijs • at/for half the pricede helft van tien is vijf • half of ten is fivede fles is voor de helft gevuld • the bottle is half fullde tweede helft van een wedstrijd • the second half of a match -
3 wederhelft
n. better half, spouse, consort, wife -
4 achterban
♦voorbeelden:1 de achterban raadplegen • take the pulse of the (rank and file of the) party; 〈 figuurlijk〉 consult one's colleagues; 〈 levenspartner〉 talk to one's better half 〈enz.〉 -
5 de achterban raadplegen
de achterban raadplegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de achterban raadplegen
-
6 mijn betere helft
mijn betere helftVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > mijn betere helft
-
7 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
8 sukkelen
1 [telkens weer/aanhoudend ziek(elijk) zijn] be ailing/sickly ⇒ suffer (from something)2 [moeilijkheden ondervinden] struggle/wrestle with4 [onbedoeld terechtkomen/raken] fall♦voorbeelden:(je kan beter naar de dokter gaan,) anders blijf je sukkelen • (you had better go to the doctor) otherwise it'll never get any betterhij sukkelt met zijn gezondheid • he is in bad health2 waarom blijven sukkelen met een tweedehands auto als … • why put up with a second-hand car if …4 in slaap sukkelen • doze/drop off -
9 ei
ei1 [biologie] [eicel] ovum, egg2 [met betrekking tot vogels; iets met een eivorm] egg♦voorbeelden:gepocheerde eieren • poached eggseen hard ei • a hard-boiled eggmet rotte eieren gooien (naar iemand) • throw rotten eggs (at someone); 〈 figuurlijk〉 sling mud (at someone)verse eieren • new-laid/fresh eggseen vuil ei • an egg with a blood speckdat is voor haar een zacht(gekookt) eitje • it's a piece of cake for hereen ei leggen/uitbroeden • lay/hatch an eggeieren met spek • bacon and eggs〈 spreekwoord〉 beter een half ei dan een lege dop • half a loaf is better than no bread/than none -
10 geld
♦voorbeelden:1 je geld of je leven • your money or your life!baar geld • (hard) cashgroot geld • notes, Abillshet grote geld • (the) big money, Amegabucksklein geld • (small) changepapieren/gemunt geld • paper money, notes, Abills; 〈 gemunt〉 coin(s), specievals geld • counterfeit (money)in/met vreemd geld betalen • pay in foreign currencyzwart geld • undisclosed income, money received under the counterbulken van/zwemmen in het geld • be loaded, be rolling in money/itgeld drukken • print moneyhet geld laten rollen • spend money freelygeld moet rollen • you must keep money movingsmijten met geld • 〈 figuurlijk〉 throw one's money about/aroundgeld in iets steken • put money into somethinggeld wisselen • change moneyde waarde is niet in geld uit te drukken • you can't put a price on itwaar voor zijn geld krijgen • get value for moneygeld als water verdienen • earn big money/a packet〈 spreekwoord〉 het geld dat stom is, maakt recht wat krom is • a golden handshake is better than ten witnesses2 een smak/hoop/berg geld • bags/stacks of moneyhet is weggegooid geld! • that's a (sheer) waste of moneyiemand geld afpersen • extort money from someonegeld hebben • be well-offgeen geld hebben • be brokezij heeft geld van zichzelf • she has money of her owngelden misbruiken • misappropriate/misapply fundsdat zal zijn geld wel opbrengen • that will pay (for itself)iemand die veel geld uitgeeft • a big spendergoed in zijn geld zitten • be well offmet zijn geld geen raad weten • have money to burnmensen met geld • moneyed peoplezonder geld zitten • be out of pocket, be brokekinderen betalen half geld • children half-priceik zal het geld er gauw weer uit hebben • it will soon pay for itselfniet goed? geld terug • money refunded/back if not satisfactory, money-back guaranteehet is echt niet duur voor dat geld • its a good buyvoor geen geld ter wereld • not for love or money(dat is) geen geld! • that's a bargain! -
11 jaar
1 year♦voorbeelden:een paar jaar geleden • a few years agoeen dik jaar • a good yeareen half jaar • half a yearin zijn jonge jaren • in his youtheen klein jaar • a little under a yearin latere jaren • in later yearshet lopend jaar • the present yearvolgend jaar • next yearin vroeger jaren • in years gone byhet is nu zes jaar (geleden) dat • it has been six years now sinceik lig al jaren in het ziekenhuis • I have been in hospital for yearshet hele jaar door • all (the) year roundjaar in, jaar uit • year after yeardoor de jaren heen • through the yearsin het jaar onzes Heren 1990 • in the year of our Lord 1990in de afgelopen tien jaar • in the past ten yearsin de laatste paar jaar, de laatste jaren • in the last few years, in recent yearsmet de jaren werd het beter • over the years things got betterom de vier jaar • every four yearsom de twee jaar • every other yearop jaren zijn • be well on in yearsjaar op jaar • year after yearover vijf jaar • five years from nowvandaag over een jaar • a year from todayper jaar • yearly, a year; 〈 geldzaken ook〉 per annum/yearjong van jaren • young in yearseen kind van zes jaar • a six-year-old (child)van 't jaar komt het er niet meer van • we won't get round to it this yearde auto van het jaar • the car of the yeariets van jaar tot jaar uitstellen • put something off year after yeareen wijn van het jaar 1979 • a wine of 1979 vintageeen vriend van jaren her/terug • a friend of many years' standingvanaf zijn derde jaar • from the age of three (onwards)hij is groot voor zijn jaren • he's big for his agevan het jaar nul • from the year dotde jaren tachtig/negentig • the eighties/ninetiesverleden week dinsdag is ze twaalf jaar geworden • she was twelve last Tuesday(en) nog vele jaren • many happy returns (of the day)de jaren zestig • the Sixtiesjaren en jaren • years and years -
12 keer
1 [maal] time2 [wending] turn♦voorbeelden:het is de eerste keer dat ik het zie • this is the first time I have seen iteen enkele keer • once or twicegeen enkele keer • not oncevoor de laatste keer • for the last timevolgende keer beter! • better luck next time!de vorige/laatste keer dat hij hier was • when he was last here, (the) last time he was herenu moet je toch eens een keer ophouden • and now it's about time you stopped(op) een andere keer • another timedeze (ene) keer hield iedereen nu eens zijn mond • for once everybody kept quietnou vooruit, voor deze keer dan! • all right then, but just this once!de ene keer (is het) dit, de andere keer dat • now it's this and then it's thatnog een keer(tje) • (once) again, once morekeer op keer • time after time, time and againper keer • a timeanderhalf keer zoveel • half as much/many again(op) een keer • one dayeen keer te veel • once too oftendat is één keer en nooit meer • never againéén enkele keer, slechts één keer • only onceéén keer moet de eerste zijn • there is a first time for everything(het lukte hem) in één keer • (he did it) in one gowe hebben alles in één keer betaald • we paid for everything outright(meteen) de eerste keer al • right offnegen van de tien keer • nine times out of tendat heb ik nu al tien/honderd keer gehoord • I've already heard that I don't know how many times/a hundred timestwee keer • twicedat zal me geen tweede keer gebeuren! • I'll make sure that doesn't happen againvoor mijn part is hij twintig keer burgemeester • he can be mayor twenty times over for all I carede zoveelste keer • the umpteenth time -
13 tegemoet
1 〈zie voorbeelden 1〉♦voorbeelden:zijn ondergang tegemoet gaan • be heading for disastereen drukke tijd tegemoet gaan • be in for a busy timebetere tijden tegemoet gaan • enter upon better timeseen tijd van grote onzekerheid tegemoet gaan • have a period of great insecurity ahead of oneiemand tegemoet gaan/komen/lopen • (go to) meet someone, go/come/walk towards someone〈 figuurlijk〉 bereid zijn in de kosten tegemoet te komen • be prepared to bear part of the cost(s)/expensezijn kinderen kwamen hem al tegemoet • he was met by his childreniets tegemoet zien • await/face something, look forward to something〈 figuurlijk〉 iets met bezorgdheid tegemoet zien • await something with apprehension/misgivings -
14 wederhelft
См. также в других словарях:
Better half — Better Bet ter, a.; compar. of Good. [OE. betere, bettre, and as adv. bet, AS. betera, adj., and bet, adv.; akin to Icel. betri, adj., betr, adv., Goth. batiza, adj., OHG. bezziro, adj., baz, adv., G. besser, adj. and adv., bass, adv., E. boot,… … The Collaborative International Dictionary of English
Better half — Half Half (h[aum]f), n.; pl. {Halves} (h[aum]vz). [AS. healf. See {Half}, a.] 1. Part; side; behalf. [Obs.] Wyclif. [1913 Webster] The four halves of the house. Chaucer. [1913 Webster] 2. One of two equal parts into which anything may be divided … The Collaborative International Dictionary of English
better half — (plural ,better halves) noun someone s better half HUMOROUS someone s husband, wife, or partner: I ll have to ask my better half … Usage of the words and phrases in modern English
better half — Your better half is your husband or wife … The small dictionary of idiomes
better half — ► NOUN informal ▪ a person s spouse or partner … English terms dictionary
better half — n. one s spouse; esp., one s wife: a humorous usage … English World dictionary
better half — UK / US noun Word forms better half : singular better half plural better halves someone s better half … English dictionary
better half — noun a person s partner in marriage • Syn: ↑spouse, ↑partner, ↑married person, ↑mate • Derivationally related forms: ↑mate (for: ↑mate), ↑spousal … Useful english dictionary
better half — noun a) A persons spouse or lover, most commonly a mans wife. Generally a compliment or sign of respect. Id like you to meet my better half Linda. b) A persons close friend or companion … Wiktionary
better half — n. one’s wife, and occasionally, one’s husband. □ My better half disapproved of the movie. □ I gotta go home to my better half … Dictionary of American slang and colloquial expressions
better half — {n.}, {informal} One s marriage partner (mostly said by men about their wives.) * / This is my better half, Mary, said Joe./ … Dictionary of American idioms